Thema 4 dictee 11

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
lopen
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord
1 / 17
volgende
Slide 1: Quizvraag
SpellingBasisschoolGroep 7,8

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Is dit een sterk of zwak werkwoord?
lopen
A
sterk werkwoord
B
zwak werkwoord

Slide 1 - Quizvraag

Ontbijten
TEGENWOORDIGE TIJD
VERLEDEN TIJD

Slide 2 - Tekstslide

BIDDEN
TEGENWOORDIGE TIJD
VERLEDEN TIJD

Slide 3 - Tekstslide

SNIJDEN
TEGENWOORDIGE TIJD
VERLEDEN TIJD

Slide 4 - Tekstslide

SMELTEN
TEGENWOORDIGE TIJD
VERLEDEN TIJD

Slide 5 - Tekstslide

GIETEN
TEGENWOORDIGE TIJD
VERLEDEN TIJD

Slide 6 - Tekstslide

VERGETEN
TEGENWOORDIGE TIJD
VERLEDEN TIJD

Slide 7 - Tekstslide

werkwoord: bidden

VT
Mijn oma .... gisteren in de kerk.

Slide 8 - Open vraag

werkwoord: ontbijten

VT
Vorige week ....... de mensen op straat.

Slide 9 - Open vraag

werkwoord: rijden

TT
Mijn broer ..... in mijn vaders auto.

Slide 10 - Open vraag

werkwoord: glijden

VT
Gisteren .... ik uit op straat.

Slide 11 - Open vraag

werkwoord: binden

TT
De schaatser ..... zijn schaatsen vast.

Slide 12 - Open vraag

sterk werkwoord: snijden

VD
Ik heb in mijn vinger ..............

Slide 13 - Open vraag

sterk werkwoord: springen

TD
Al ......... ging ik naar de overkant.

Slide 14 - Open vraag

sterk werkwoord: nadenken

TD
Al ......... liep ik naar huis.

Slide 15 - Open vraag

zwak werkwoord: neerzetten

VD
Ik heb de trap in de kelder ........

Slide 16 - Open vraag

spelling
Thema 4, week 3, dictee 11

Kijk goed wat er wordt gevraagd.
Tegenwoordige tijd
verleden tijd
voltooid deelwoord
tegenwoordig deelwoord

Slide 17 - Tekstslide