introductie zuren en basen

Zuur of base (inleiding)
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zuur of base (inleiding)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Waar denk je aan bij een zuur

Slide 3 - Woordweb

Waar denk je aan bij een base

Slide 4 - Woordweb

Kennen

Wat is het verschil tussen een zure oplossing en een basische oplossing.

Wat is de pH

Wat is een zuur/base indicator

Binas tabel 36.


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Oplossingen

Een oplossing is een mengsel van een vloeibaar oplosmiddel met een andere stof die helder is.


We gaan nu uit van oplossingen met water als oplosmiddel.


Slide 8 - Tekstslide

Oplossingen

We kunnen alle oplossingen verdelen in drie groepen.

  1. zuren
  2. neutrale oplossingen
  3. basen

Slide 9 - Tekstslide

Oplossingen.

Kenmerk:

Een zuur is een oplossing met waterstofionen. Hierdoor reageert het zuur agressief.

Een base is juist een oplossing die waterstofionen kan "opnemen". Ook dit levert weer een agressieve reactie.

Een neutrale stof zit er tussenin en reageert dus niet agressief.

Slide 10 - Tekstslide

pH (concentratie Waterstof)

We geven de zuurgraad aan met de pH.

de pH van 7 is neutraal, daaronder is zuur en daarboven is basisch.

Hoe verder weg van de 7 des te agressiever (sterker) is de zuur of de base.

De schaal loopt van 1 t/m 14.

Slide 11 - Tekstslide

Aantonen van een zuur/base
  • pH meter
  • universeel indicator papier (pH papier)
  • Rood en blauw lakmoes
  • Indicatoren (Binas 36)

Slide 12 - Tekstslide

pH
pH 1-tot 7: zuur
pH 7: neutraal (water)
pH van 7-14: basisch 

pH 1 punt omlaag = 10x zo zuur

Slide 13 - Tekstslide

Schoonmaken

Zure schoonmaakmiddelen zijn geschikt om kalk op te lossen. (Schoonmaak azijn, antikal, zoutzuur)


Basische schoonmaakmiddelen zijn geschikt om vetten op te lossen. (Ammonia, gootsteenontstopper, soda)

Slide 14 - Tekstslide

Zuren

Je moet een paar zuren bij naam en formule kennen:

Zoutzuur (HCl)

Zwavelzuur (H2SO4)

Salpeterzuur (HNO3)

Koolzuur (H2CO3)

Azijnzuur (HAc)


Slide 15 - Tekstslide

Base

Je moet ook een paar basen kennen:

  • Ammonia (NH3 oplossing)
  • Natronloog (NaOH oplossing)
  • kalkwater (Ca(OH)2 oplossing)

Slide 16 - Tekstslide

zuren/basen

Slide 17 - Woordweb

Welke stof is een zuur?

A
azijn
B
soda
C
gootsteenontstopper
D
water

Slide 18 - Quizvraag

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker

Slide 19 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 20 - Quizvraag

Wat is de zuurgraad (pH) van water
A
0
B
7
C
10
D
14

Slide 21 - Quizvraag

Hoe maak je een zuur?
A
Een zout verhitten .
B
Een zout verhitten en dan water toevoegen?
C
Een zout verhitten, het gas opvangen en daar water aan toe voegen.
D
Een zout verhitten en water toevoegen.

Slide 22 - Quizvraag

Gebruik je BINAS
welke kleur heeft fenolrood bij een zuur
A
rood
B
oranje
C
geel
D
kleurloos

Slide 23 - Quizvraag

Gebruik je Binas
methylrood heeft een gele kleur, welke pH kan dit zijn?
A
1
B
3
C
5
D
7

Slide 24 - Quizvraag

Gebruik je Binas
welke kleur heeft rodekoolsap als de pH 12 is
A
rood
B
paars
C
blauw
D
groen

Slide 25 - Quizvraag

Gebruik nog steeds je BINAS
welke pH kun je hebben als thymolblauw geel kleurt
A
1
B
5
C
9
D
14

Slide 26 - Quizvraag

Kennen

Wat is het verschil tussen een zure oplossing en een basische oplossing.

Wat is de pH

Wat is een zuur/base indicator

Binas tabel 36.


Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk

Het volgende kun je doen om je voortebereiden op je tentamen

  • werkdocument kennenlijst invullen
  • werkdocument kunnenlijst doornemen of filmpjes bekijken
  • methodevragen hoofdstuk 6 (digitaal of werkboek)
  • methodervragen test je zelf of oefentoets
  • studiewijzer lesson-up linken  gebruiken voor een uitleg
  • leren uit je boek (hoofdstuk 6)

Slide 28 - Tekstslide