bk NN cursus 5 grammatica woordsoorten herkennen

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

DOEL

Je kunt de volgende woordsoorten herkennen:

- zelfstandige naamwoorden

- lidwoorden

- werkwoorden

- bijvoeglijke naamwoorden

- voorzetsels

Woordsoorten

zelfstandig naamwoord: znw

Waar staat GEEN zelfstandig naamwoord?

1. bloemen
2. hapjes
3. regenen
4. paard

Waar staat WEL een zelfstandig naamwoord?

1. mooi
2. loop
3. kapot
4. huis

lidwoord

• Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord
  
  
• Let op: soms hoort het bij een werkwoord en is het een onderwerp: het sneeuwt, het regent.

Schrijf: lw

Het waait.

Het =

1. Een lidwoord
2. Geen lidwoord

Waar staat geen lidwoord?

1. Het meisje
2. De huizen
3. Het regent
4. Een automonteur

Waar staat WEL een lidwoord?

1. Het sneeuwt
2. Het is donker
3. Het hagelde gister
4. Het jongetje

Werkwoorden:

-Zijn dingen die je kunt doen: lopen, fietsen, bakken

-Er gebeurt iets: Het sneeuwt buiten (SNEEUWEN)

-Iemand IS iets: Piet is bakker (van het werkwoord ZIJN)

-Werkwoorden kunnen veranderen en geven de tijd aan: 

   Ik loop naar school, ik liep naar school

Schrijf: ww

Wat is GEEN werkwoord?

1. lopen
2. huil
3. danste
4. de fiets

Bijvoeglijk naamwoord

Staat voor of achter een zelfstandig naamwoord:  

• Dat was een leuke vakantie. 
  
• De vakantie was leuk.

Schrijf: bvn

Welke zin heeft een bijvoeglijk naamwoord?

1. Hij kijkt naar het bord.
2. Hij kijkt naar het bord en lacht.
3. Hij kijkt naar het bord met de lange woorden.
4. Hij kijkt naar het bord en vergeet te schrijven.

voorzetsels

Vertellen iets over de plaats.

Schrijf: vz

Welke woordsoort:?
man = ?

Welke woordsoort:?
aardig = ?

Welke woordsoort:?
Het regent. Regent = ?

Welke woordsoort:?
de regen. Regen = ?

Welke woordsoort:?
over= ?