Rapporteren in de zorg

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
zorgMiddelbare schoolvmboLeerjaar 3,4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is rapporteren? 
Rapporteren is opschrijven of vertellen wat er is gebeurd. Wat heb je allemaal geobserveerd? Welke zorg heb je verleend? Hoe is alles verlopen? Zijn er nog bijzonderheden? Rapporteren doe je niet alleen voor jezelf, maar vooral voor je collega`s. Aan het eind van elke werkdag rapporteer je. 
Schriftelijke rapporteren: opschrijven wat er is gebeurd
Mondeling rapporteren: vertellen wat er is gebeurd. 

Het voordeel van schriftelijk rapporteren is dat je altijd kunt teruglezen hoe iets is gegaan. Op die manier leg je verantwoording af. Bij mondeling rapporteren weten je collega`s wat er aan de hand is, dat is handig wanneer je wisselende diensten draait. Zo kan je elkaars werk overnemen en altijd op de hoogte zijn van de laatste gebeurtenissen. 

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht: rapportage 
Maak een rapportage over de situatie die je zo meteen gaat zien. 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Rapportage filmpje. Wat heb je gezien?

Slide 5 - Open vraag

Bespreek je rapportage met een klasgenoot
Welke overeenkomsten en verschillen vallen je op?

Slide 6 - Open vraag

Waar moet een rapportage aan voldoen? 
1. Rapporteer objectief mogelijk. Schrijf of vertel dus niet: `Mevrouw is vervelend`, maar mevrouw schold me uit.
2. Geef alleen conclusies als je zeker weet dat ze kloppen
3. Houd het overzichtelijk. Collega`s moeten de rapportage snel kunnen lezen/horen. Schrijf of vertel dus alleen o wat echt belangrijk is. 
4. Rapporteer op tijd, dus meteen na de dienst 

Slide 7 - Tekstslide

Mevrouw moest vaak naar het toilet.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 8 - Quizvraag

Mevrouw is depressief
A
Objectief
B
subjectief

Slide 9 - Quizvraag

De wond is verzorgd volgens afspraak
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 10 - Quizvraag

Meneer was erg onrustig
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 11 - Quizvraag

Meneer duwde tijdens de verzorging mijn handen steeds weg.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 12 - Quizvraag

Meneer is om 11.00 uur gevallen in zijn slaapkamer, oorzaak volgens dhr. , veters waren los.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 13 - Quizvraag

Dhr gaf vanochtend aan dat hij donderdag gevallen is.
Geen zichtbaar letsel.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 14 - Quizvraag

De dochter van mevr. wil niet meer gebeld worden voor onzinnige dingen. Ze schrikt als de telefoon gaat en denkt dat er iets ergs aan de hand is.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 15 - Quizvraag

Vanochtend om 7 uur kwam ik de kamer binnen van mevrouw, op dat moment trok mevrouw de dekens over haar gezicht en stuurde mij de kamer uit.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 16 - Quizvraag

De huid van meneer ziet er een stuk beter uit.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 17 - Quizvraag

Dhr zit de hele dag lui in zijn stoel.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 18 - Quizvraag

Dhr was tussen 1.00 uur en 2.30uur vannacht wakker, hierna heeft dhr geslapen tot 7.30 uur vanochtend.
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 19 - Quizvraag

Wat is observeren? 
Observeren betekent zoiets als je goed kijken zonder te oordelen. Observeren kan helpen om bepaald gedrag van klanten beter te begrijpen. Stel: iemand raakt vaak in paniek en je weet niet waarom. Door te observeren kom je er misschien achter wat er precies de momenten en oorzaken zijn dat je klant in paniek raakt. 
Observeren doe je zonder oordeel. Je noteert alleen de feiten en niet je eigen mening. 

Doelgericht observeren: dat wil zeggen dat je altijd van tevoren bedenkt met welk doel je naar iemand gaat kijken. Een doel is bijvoorbeeld: Pien gefrustreerd raakt als hij `s avonds naar bed moet. 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is een observatieverslag? 

Na je observatie maak je een observatieverslag:
- Een korte beschrijving van de situatie die je observeert
- Het doel van je observatie
- Een omschrijving van het gedrag van de persoon die je observeert
- Een conclusie als dat mogelijk is, de conclusie moet zonder oordeel zijn. 

Slide 21 - Tekstslide

Bekijk de volgende slides? 
Wat zie je? 

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel poten heeft deze olifant?

Slide 23 - Tekstslide

Welke lijn is het langste?

Slide 24 - Tekstslide

Wat zie je? 

Slide 25 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 26 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat wij bedoelen met observeren.

Slide 27 - Open vraag

Slide 28 - Tekstslide