In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Onderdelen in deze les
H3 Het Interbellum (1918-1939)
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Slide 1 - Tekstslide
Deze les
1. Start paragraaf 3.1:
Dictatuur in de Sovjet-Unie
Slide 2 - Tekstslide
Communisme
Slide 3 - Woordweb
De hoofdpersonen
Slide 4 - Tekstslide
§3.1 Dictatuur in de SU
Het ontstaan van de Sovjet Unie:
1917: Russische Revolutie --> Lenin aan de macht --> Tsaar en familie vermoord
1922: De Sovjet-Unie:
Klasseloze samenleving
Geen kapitalisme
Gelijkheid in bezit
Lenin sterft in 1924 > opvolger is Stalin
Slide 5 - Tekstslide
STALIN
Stalin > tweede leider van de SU
Hij benoemt bevriende communisten in de top van de partij.
Vijanden worden vervolgd.
Stalin wordt de machtigste persoon in de SU
Het communisme in de SU wordt naar hem vernoemd: Stalinisme
Slide 6 - Tekstslide
Economie SU onder Stalin
De industrialisatie in de SU loopt achter op de rest van Europa
Stalin wil industrie opbouwen
Ook moest de landbouw productie omhoog.
Slide 7 - Tekstslide
Stalin
1924: Lenin sterft
SU heeft op dat moment haast bijna geen industrie
In de SU wordt veel te weinig voedsel geproduceerd.
Opvolger van Lenin is Stalin.
Stalin ging de problemen aanpakken.
Slide 8 - Tekstslide
Planeconomie
Planeconomie: voor bepaald aantal jaar legt de regering vast wat en hoeveel geproduceerd moet worden (5 jaar in geval SU: het vijfjarenplan).
Er kwamen veel staal- en machinefabrieken.
Spoorwegennet wordt uitgebreid
Plan voor opbouw industrie succesvol
Slide 9 - Tekstslide
Stalin; economie
Vanaf 1928 voert hij een planeconomie in.
Planeconomie = de overheid bepaald wat en hoeveel er geproduceerd moet worden de komende 5 jaar.
We noemen dit een vijfjarenplan.
Slide 10 - Tekstslide
Planeconomie
De planeconomie was succesvol
Maar de planeconomie had ook nadelen.
Die nadelen kwamen vooral door de collectivisatie.
Slide 11 - Tekstslide
Collectivisatie
Kleine zelfstandige boeren verdwenen.
Alle boeren moesten werken op grote gemeenschappenlijke boerderijen.
Grond en werktuigen moesten ze delen en de oogst moesten ze afstaan.
Slide 12 - Tekstslide
Collectivisatie > verzet
Boeren kwamen in verzet.
Miljoenen werden strafkampen gestuurd en moesten dwangarbeid verrichten.
De overgebleven boeren moesten nog harder werken en nog meer oogst afdragen.
Gevolg: hongersnood op platteland.
Slide 13 - Tekstslide
Industrie
Stalin investeerde veel in de industrie.
Veel fabrieken en energiecentrales gebouwd.
Miljoenen boeren trokken naar de steden om te werken in de industrie.
Slide 14 - Tekstslide
De totalitaire staat van Stalin
Stalin creëert een totalitaire staat.
Kenmerken:
Planeconomie/vijfjarenplan
Indoctrinatie
Propaganda
Terreur
Persoonsverheerlijking
We noemen het communisme onder Stalin in de totalitaire SU het Stalinisme.
Slide 15 - Tekstslide
Totalitaire staat
Indoctrinatie; de communististsche partij bepaalde wat men moest denken.
Propaganda: er werd alleen verteld hoe gelukkig iedereen was door het communisme.
Terreur: steeds meer mensen opgepakt en naar strafkampen gestuurd.
Slide 16 - Tekstslide
De 'grote terreur'
Vanaf 1936 ook partijgenoten opgepakt: de start van de 'Grote terreur'.
Zuiveringen: alle 'tegenstanders' van Stalin opgepakt en vermoord of naar strafkampen gestuurd.
Showprocessen: een rechtzaak die voor de schijn gehouden werd. De conclusie stond al vast.
Persoonsverheerlijking: het ophemelen van iemand. Veel Russen vereerde Stalin toch ondanks de terreur.
In 1953 overleed Stalin. Einde Stalinisme.
Slide 17 - Tekstslide
Politiek onder Stalin
Economische crisis vanaf 1929 in Europa
In de Sovjetunie juist beter, door groei van de industrie.
Om economische plannen uit te kunnen blijven voeren, trok Stalin in de jaren 30 alle macht naar zichzelf toe > ontstaan totalitaire staat.
Totalitaire staat: een staat die de levens en gedachten van de burgers controleert, 1 leider heeft, 1 partij heeft, terreur gebruikt, en censuur en propaganda gebruikt.
Slide 18 - Tekstslide
Kenmerken totalitaire staat onder Stalin
De staat heeft de volledige macht over de economie: Planeconomie en collectivisatie.
Er is 1 leider (een dictatuur): Stalin had alle macht in handen.
Persoonsverheerlijking: Stalin werd als een god vereerd.
Indoctrinatie: De partij probeerde de gedachten en het gedrag vd bevolking te controleren en aan te passen.
Gebruik van propaganda en censuur (de pers was ook in handen van de partij). Zelfs op school werden leerlingen aangemoedigd om hun ouders aan te geven als ze kritiek hadden op Stalin.
Terreur: (o.a. showprocessen, geheime dienst en strafkampen). Hoogtepunt: 'de Grote Terreur periode'.
Slide 19 - Tekstslide
Kenmerken totalitaire staat onder Stalin
Planeconomie en collectivisatie: Staat bepaalt productie
Dictatuur: Stalin had alle macht in handen.
Persoonsverheerlijking: Stalin werd als een God vereerd.
Indoctrinatie: De partij probeerde de gedachten en het gedrag vd bevolking te controleren en aan te passen.
Gebruik van propaganda en censuur (de pers was ook in handen van de partij). Zelfs op school werden leerlingen aangemoedigd om hun ouders aan te geven als ze kritiek hadden op Stalin.
Terreur: (o.a. showprocessen, geheime dienst en strafkampen). Hoogtepunt: 'de Grote Terreur periode'.
Slide 20 - Tekstslide
De Grote Terreur 1934-1938
Miljoenen mensen werden tijdens de grote terreur vermoord of naar strafkampen gestuurd.
Tegenstanders en ook mensen waarvan Stalin vreesde dat ze machtiger werden dan hijzelf was.
Vermeende tegenstanders werden (meestal) vals beschuldigd en werden in een oneerlijke rechtszaak tot zware straffen veroordeeld.
Slide 21 - Tekstslide
Showprocessen
Een showproces: de uitkomst en de straf staat al vast voordat de zaak voor de rechter komt. Een proces voor de show.
Doel: bevolking en het buitenland laten zien dat de SU nog altijd een rechtstaat was, met eerlijke processen.
Angst overheerste het leven van hele bevolking.
Niemand was veilig: de geheime politie zat overal.
1939: Stalin verklaarde de grote zuivering voltooid was. Laatste veroordeelde was de man die de zuivering had uitgevoerd.
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Video
H3 Het Interbellum (1918-1939)
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Slide 24 - Tekstslide
Deze les
1. Uitleg paragraaf 3.1: Dictatuur in Rusland en Italië
Slide 25 - Tekstslide
Fascisme
Slide 26 - Woordweb
§3.1 Dictatuur in Rusland en Italië
Dictatuur in Italië
Na de Eerste Wereldoorlog: onrust en zwakke economie