In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
doel van deze les
Je leert het naamwoordelijk gezegde herkennen
Slide 1 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Bestaat uit een werkwoordelijk deel en een naamwoordelijk deel
Het werkwoordelijk deel bevat alle werkwoorden uit de zin. Een van deze werkwoorden is een vorm van een koppelwerkwoord.
Slide 2 - Tekstslide
Koppelwerkwoord
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen (heten, dunken en voorkomen)
Slide 3 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
In zinnen met een naamwoordelijk gezegde zit nooit een lijdend voorwerp!
Slide 4 - Tekstslide
Wel of geen naamwoordelijk gezegde? Stel drie vragen:
Vraag 1: Staat er een vorm van één van de negen koppelwerkwoorden in de zin? Vraag 2: Gaat het in de zin om een ‘toestand’ (ook wel: eigenschap)? Vraag 3: Wordt er in de zin iets over het onderwerp gezegd?
Slide 5 - Tekstslide
Naamwoordelijk gezegde
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
Een naamwoordelijk gezegde bevat altijd een koppelwerkwoord
A
juist
B
onjuist
Slide 9 - Quizvraag
Welk van de onderstaande woorden is geen koppelwerkwoord.
A
zijn
B
blijken
C
kijken
D
schijnen
Slide 10 - Quizvraag
Een naamwoordelijk gezegde heeft altijd een lijdend voorwerp. Juist of onjuist?
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quizvraag
Mijn vriend wordt leraar.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 12 - Quizvraag
Hij gaat naar huis.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 13 - Quizvraag
De baby wordt groot.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 14 - Quizvraag
Mijn zus is vervelend.
A
werkwoordelijk gezegde
B
naamwoordelijk gezegde
Slide 15 - Quizvraag
Welk gezegde? Zijn vriend was gisteren ineens ziek geworden.
A
Werkwoordelijk gezegde
B
Naamwoordelijk gezegde
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het naamwoordelijk gezegde in de volgende zin: De afwas blijft vervelend.
A
Blijft
B
afwas blijft
C
afwas blijft vervelend
D
Blijft vervelend
Slide 17 - Quizvraag
Patricia is gelukkig met haar nieuwe vriend.
A
wg = is
B
ng = is gelukkig
C
ng = Patricia is gelukkig
D
wg = is gelukkig
Slide 18 - Quizvraag
De muziek van Rapper Boef is slecht.
A
geen naamwoordelijk gezegde
B
is slecht = nwg
Slide 19 - Quizvraag
Bij de bank wordt een overvaller in de kraag gegrepen.
A
wg = wordt
B
ng = wordt
C
wg = wordt gegrepen
D
ng = wordt gegrepen
Slide 20 - Quizvraag
Ik snap nu het WG en NG
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quizvraag
En nu zelf aan de slag!
Meer oefenen? Ga naar juf Melis (werkwoordelijk gezegde) Ga naar Cambiumned (werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde)
Ga naar de methodesite (It's learning)
Fimpjebekijken over het naamwoordelijk gezegde (volgende dia)