Spelling par. 6 les 2 (2vF)

Programma 2vf

1) Expertgroep 3: presentatie 6 woorden
2) Voorbeelden onjuist spatiegebruik
3) Huiswerk bespreken
4) LessonUp-opdracht
5) Opdracht en bespreken
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma 2vf

1) Expertgroep 3: presentatie 6 woorden
2) Voorbeelden onjuist spatiegebruik
3) Huiswerk bespreken
4) LessonUp-opdracht
5) Opdracht en bespreken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk bespreken/controleren
Zet de juiste antwoorden goed in je schrift!
Opdracht3 en 5 op blz. 259

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 3 op blz. 258
  • a In de woonkamer stond een mooie uitstalkast.
  • b Vandaag eten de havenarbeiders gegrilde kippenbouten.
  • c De trein vervoert geconcentreerd zoutzuur over de gevaarlijkestoffenroute.
  • d Wanneer wordt het vuurwerkverbod ingevoerd?
  • e Op Marktplaats kocht Mathilde zes rode wijnglazen / rodewijnglazen.
  • f Werkenden kunnen gebruikmaken van de hondenuitlaatservice.


Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 5 op blz. 259
Is het correct dat ik een spatie gebruik, als ik een baby zalf? In elk geval gebruik ik geen babyzalf, als ik in de keuken een amandel of olijf olie. Ik peper noten, maar kom soms zout tekort. Dat haal ik dan even hiernaast, bij de opvang met het speelterrein voor twee- tot zesjarigen, waar ik ook vaak kom als ik voor mijn werk rolstoelpatiënten vervoer. De kleuters spelen meestal het wildedierenkwartet. Gisterochtend vroeg de leidster: ‘Wilt u iets eten of drinken?’
Ik antwoordde: ‘Koffie kan en thee kan.’
Ze had ook oudekaaskroketten en ik zag tammekonijnenbouten en boerenmetworst.
En als ik vrij ben? Ik wandel routes door de bossen en vlucht weg, soms zelfs snel weg, als ik wild zie. Laatst lag er een doodgeschoten dier. Ik las het bordje dat erbij stond met daarop: ‘Wasbeer’.



Slide 7 - Tekstslide

Schrijf waar nodig aan elkaar:

hier bij

A
hier bij
B
hierbij

Slide 8 - Quizvraag

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

linker dij been breuk

A
linker dijbeen breuk
B
linkerdijbeen breuk
C
linker dijbeenbreuk
D
linkerdijbeenbreuk

Slide 9 - Quizvraag

Even oefenen. Schrijf waar nodig aan elkaar:

lange termijn strategie

A
lange termijn strategie
B
lange termijnstrategie
C
langetermijn strategie
D
langetermijnstrategie

Slide 10 - Quizvraag

Schrijf zo nodig aan elkaar:

een braad pan met anti aanbak technologie

Slide 11 - Open vraag

Schrijf zo nodig aan elkaar:
de schoon maak van de lage krukjes met de hoge druk spuit

Slide 12 - Open vraag

Schrijf zo nodig aan elkaar:
een veel voorkomende onzin klacht

Slide 13 - Open vraag

Schrijf zo nodig aan elkaar:
dertig procent bonus korting

Slide 14 - Open vraag

Schrijf zo nodig aan elkaar:
een vaak vermelde medicijn bijwerking

Slide 15 - Open vraag

Deze woorden schrijf je aan elkaar:
  • Samenstelling van drie woorden of minder (lagelonenlanden)
  • er, hier, daar, waar + voorzetsel (erna, hierdoor, daarvoor, waarmee)
  • getallen met honderd en duizend (zesduizend, maar niet met miljoen: drie miljoen)
  • vaak voorkomende samengestelde werkwoorden (kapotmaken, pianospelen, thuiskomen, theezetten, maar fluit spelen, thee inschenken)
  • veel samengestelde bijvoeglijke naamwoorden met een deelwoord  als tweede deel (dichtbevolkt, hooggelegen)
  • twee delen van een splitsbaar werkwoord die in dezelfde volgorde naast elkaar staan als in de infinitief (Thuiskomen/opendoen: Toen zij thuiskwam, heb ik de deur opengedaan).

Slide 16 - Tekstslide

Maak opdracht 6 in tweetallen (blz. 259)
Deze opdracht gaan we zo bespreken.


Slide 17 - Tekstslide

Geen huiswerk! Alvast...

Slide 18 - Tekstslide