Hofcultuur

Hofcultuur
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hofcultuur

Slide 1 - Tekstslide

Leren voor toetsweek 2
Powerpoints over hofcultuur in classroom.
Heel hoofdstuk 4 uit je tekstboek.
Begrippen over hofcultuur achterin je boek.
Neem ook de kunstbeschouwelijke begrippen door (achterin je vragenboek).


Slide 2 - Tekstslide

Noem twee aspecten die schilders/ beeldhouwers gingen toepassen tijdens de Renaissance om het werk realistischer te maken.

Slide 3 - Open vraag

De tragedies in de hofcultuur zijn gebaseerd op de ideeen van Aristoteles. Welke van de eenheid van tijd, plaats en handeling klopt er niet?
A
Eenheid van tijd : verhaal moest zich binnen 24 uur afspelen.
B
Eenheid van handeling: alles moest geacteerd worden, niet verteld.
C
Eenheid van plaats: alles moest zich op dezelfde plaats afspelen.
D
Eenheid van handeling: één hoofdlijn van het verhaal.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is kenmerkend aan de prima pratica. Noem twee kenmerken.

Slide 5 - Open vraag

Prima pratica
-Er wordt overwegend door elkaar gezongen (polyfoon).
-A capella uitgevoerde meerstemmigheid: zonder instrumentale partijen of begeleiding
-De tekst is door de meerstemmigheid moeilijk te verstaan.
-De betekenis van de tekst is minder belangrijk dan de muziek.

Slide 6 - Tekstslide

Wat hoort niet bij de theatrale vormgeving?
A
Kostuums
B
Belichting
C
Muziek
D
Spel van de acteurs

Slide 7 - Quizvraag

Wat is niet een kenmerk van hofballet?
A
De hofballetten halen hun onderwerpen vooral uit de Griekse en Romeinse mythologie.
B
Muziek en dans waren belangrijker dan het verhaal.
C
De hofballetten worden uitgevoerd door mensen van het hof, in combinatie met beroepskunstenaars.
D
Veel afwisseling, maar wel een rode draad door het verhaal.

Slide 8 - Quizvraag

Laat een voorbeeld zien van barok kunst

Slide 9 - Open vraag

Wat is kenmerkend aan de protestante kerk?
A
De kerk is Gods stem op aarde. Priesters kunnen zonden vergeven. De paus is Gods plaatsvervanger en de leider van alle christenen.
B
Gods wil staat beschreven in de Bijbel. Alleen het geloof kan de ziel verlossen. De kerk is werelds en valt onder de staat.

Slide 10 - Quizvraag

Beschrijf drie uitgangspunten van het humanisme

Slide 11 - Open vraag

Drie uitgangspunten v/h humanisme
-Humanisme gelooft niet dat alles verklaart kan worden vanuit religieuze standpunten.
-De rede (/het verstand) moet allesbepalend zijn.
-Humanisten vonden het belangrijk dat de mens zich ontwikkelde, vooral door de klassieke werken te bestuderen.
-De mens moet vertrouwen op zijn vermogen om zelf zijn leven zin te geven en zich te richten op het hier en nu.

Slide 12 - Tekstslide

De eerste muziekdrukken verschijnen rond 1500 in Venetie. Wat voor effect heeft dat op de positie van de componist? Noem er twee.

Slide 13 - Open vraag

Effect op de componist van muziekdrukken.  
-De muziek kan nu overal gespeeld worden, niet alleen aan het hof waar de componist werkt. Hierdoor wordt hij financieel minder afhankelijk.
-De componist heeft meer roem doordat zijn werk verspreid kan worden. 

Slide 14 - Tekstslide

Wie vormden niet het mecenaat in de hofcultuur?
A
De burgers
B
De bankiers
C
De vorsten
D
De pausen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een homo universalis?

Slide 16 - Open vraag

Wat klopt?
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?
A
De eerste keer klapt je docent mee met het ritme van de muziek. De tweede keer klapt ze mee met de maat.
B
De eerste keer klapt ze mee met de maat. De tweede keer met het ritme van de muziek.

Slide 17 - Quizvraag

Welke bewering is niet waar?
A
In de tragedie speelt het noodlot een grote rol
B
In de tragedie worden menselijke eigenschappen uitvergroot.
C
In de komedie wordt mensen een spiegel voorgehouden.
D
De klassieke tragedies moeten voldoen aan de Aristotelische regels.

Slide 18 - Quizvraag

Schrijf drie kenmerken op van de commedia dell'arte.

Slide 19 - Open vraag

Kenmerken commedia dell'arte
-De commedia dell'arte werd op straten en pleinen werd opgevoerd.
-De tekst werd geïmproviseerd naar aanleiding van een van te voren in grote lijnen vastgelegde intrige.
-Dezelfde personages komen steeds terug.
-Veel visuele grappen; acrobatische capriolen, muziek, dans, pantomime enz.

Slide 20 - Tekstslide

Welke bewering is waar?
A
Maat is de afwisseling van korte en lange noten.
B
Maat is de snelheid waarmee muziek wordt gespeeld.
C
Ritme is de afwisseling van korte en lange noten.
D
Tempo is het aantal tellen dat in de maat zit.

Slide 21 - Quizvraag

Wat is niet een aspect van de Renaissance
A
Contrareformatie
B
Ideaal van het humanisme;
C
Bewustzijn ten aanzien van het individu.
D
Hervonden belangstelling voor de klassieke oudheid;

Slide 22 - Quizvraag

Welke bewering is waar?
A
Mise-en-scene is alles wat er qua theatervormgeving te zien is.
B
Mise-en-scene is de manier waarop het speelvlak door de spelers wordt gebruikt.
C
Toneelbeeld is alles wat er qua theatervormgeving te zien is in een 'still'
D
Toneelbeeld is de manier waarop het speelvlak door de spelers wordt gebruikt.

Slide 23 - Quizvraag

Hoe maakten ze de kunst realistischer tijdens de Renaissance? 
-Lineair en atmosferisch perspectief.
-Proportieleer/ bestudering anatomie

Slide 24 - Tekstslide

Wat zijn de kenmerken van een madrigaal?

Slide 25 - Open vraag

Kenmerken madrigaal
-Een madrigaal is een niet-kerkelijk lied in het Italiaans.  
-Ze worden a capella gezongen en zijn polyfoon.
-Vaak stond de liefde centraal. 

Slide 26 - Tekstslide

Welke bewering is waar?
A
Dynamiek is de klanksterkte van de muziek: hard en zacht.
B
Ritme is de snelheid van een muziekstuk.
C
Melodie is de kleur/ karakter van de muziek.
D
Compositie is de afwisseling van korte en lange klanken in een muziekstuk.

Slide 27 - Quizvraag

Wat is niet een kenmerk van classicistisch theater?
A
Het voldeed aan de klassieke regels.
B
Men wilde een morele boodschap overbrengen.
C
Een Griekse mythe was altijd het uitgangspunt.
D
Het was erg formeel/ rationeel.

Slide 28 - Quizvraag

Beschrijf de voorstelling van dit werk 'De geboorte van Venus'.

Slide 29 - Open vraag

Wat zijn kenmerken van de Renaissancistische schilderkunst die je in dit werk 'De geboorte van Venus' terugziet?

Slide 30 - Open vraag

Huiswerk voor 10-3
vraag 42, 43, 44, 45 op blz. 51 van je werkboek + Maak een samenvatting van paragraaf 4.3 

Slide 31 - Tekstslide