Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Spreekwoorden Nederlands
Nederlands
Spreekwoorden
1 / 43
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 4
In deze les zitten
43 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
50 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Nederlands
Spreekwoorden
Slide 1 - Tekstslide
Aan het einde van deze les:
* Heb je geoefend met een aantal spreekwoorden
* Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden
* Heb je een quiz gemaakt met een aantal spreekwoorden in
Slide 2 - Tekstslide
Kijk naar de intro video
Let goed op, er worden vragen gesteld over deze korte video
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Welke spreekwoorden herkende je in deze Video..
Slide 5 - Woordweb
We gaan nu een spreekwoorden quiz doen?
Je krijgt steeds een ABCD vraag die over spreekwoorden gaat.
Bij sommige moet je het spreekwoord benoemen,
bij sommige de betekenis.
Slide 6 - Tekstslide
Welk spreekwoord zie je hier?
Slide 7 - Open vraag
Welke spreekwoorden ken je zelf?
Noem er minimaal 3.
Slide 8 - Open vraag
Sleep het spreekwoord/gezegde naar de juiste betekenis
timer
0:45
bewerkt/veranderd worden
iets afwijzen
iets achter de hand houden
iets niet uitstellen
Iets in petto hebben
Iets van tafel vegen
Er geen gras over laten groeien
Op de schop gaan
Slide 9 - Sleepvraag
Welk spreekwoord zie je hier?
Slide 10 - Open vraag
Kijk 30 seconden naar deze afbeelding...
Welke spreekwoorden herken je in deze afbeelding?
Ik geef na de 30 seconden beurten...
timer
0:30
Slide 11 - Tekstslide
Wat betekent:
De appel valt niet ver van de boom?
A
Iemand is altijd boos op zijn ouders
B
Appels vallen naast appels en niet naast peren
C
Iemand lijkt heel erg op zijn ouders
D
Ieder familielid lijkt op elkaar
Slide 12 - Quizvraag
Welk spreekwoord zie je hier?
Slide 13 - Open vraag
Wat betekent het spreekwoord 'geld over de balk smijten'?
A
geld verspillen
B
het doet er niet toe wat het kost
C
het is doorgedrongen wat eigenlijk al lang duidelijk was
D
Het is onzeker hoe de zaak zal aflopen
Slide 14 - Quizvraag
Welk woord hoort bij het spreekwoord?
De boot ...
A
halen
B
missen
C
kopen
Slide 15 - Quizvraag
Welk woord hoort bij het spreekwoord?
Er is geen ... met hem te bezeilen
A
eiland
B
meer
C
land
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het spreekwoord:
Met lange tanden eten?
A
Met tegenzin iets eten.
B
Ziek zijn.
C
Een opschepper.
D
Weinig geld hebben.
Slide 17 - Quizvraag
Welk woord hoort bij het spreekwoord?
Het zal zo’n ... niet lopen
A
weg
B
vaart
C
boog
Slide 18 - Quizvraag
Vul het spreekwoord aan:
Van een .... een olifant maken.
A
muis
B
kameel
C
mug
D
kat
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het spreekwoord:
In je hemd staan?
A
Geen geld hebben.
B
Voor gek staan.
C
Bang zijn.
D
Geen geheimen hebben.
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de betekenis van het spreekwoord ' buiten adem zijn'
A
Heel hard hijgen, omdat je veel gedaan hebt met je lichaam.
B
Niet meer op aarde zijn.
C
Niet binnen, maar buiten zijn.
D
Een ballon opblazen
Slide 21 - Quizvraag
Wat betekent het spreekwoord 'geen cent te makken hebben'?
A
geld opleveren
B
geld verspillen
C
helemaal geen geld hebben
D
het doet er niet toe wat het kost
Slide 22 - Quizvraag
Wat betekent het spreekwoord: De handdoek in de ring gooien?
A
Er niks van begrijpen
B
Boos zijn op iemand
C
Ik wil een balsport doen
D
Ermee stoppen
Slide 23 - Quizvraag
Blaffende honden bijten niet.
Wat betekent dit spreekwoord?
A
iemand die dreigt, is ongevaarlijk
B
iemand die veel schreeuwt, eet te weinig
C
veel praten is het beste dieet om af te vallen
Slide 24 - Quizvraag
Welk spreekwoord bestaat niet?
A
Hoge bomen vangen veel wind
B
Door de bomen het bos niet zien
C
Het blad valt niet ver van de boom
D
Achter de wolken schijnt de zon
Slide 25 - Quizvraag
Wat betekent:
Appels met peren vergelijken?
A
2 verschillende dingen met elkaar vergelijken
B
Iets oneerlijk vinden omdat je buurman dat wel mag
C
Appels en peren in een mand doen
D
2 verschillende dingen tegen iemand zeggen
Slide 26 - Quizvraag
Wat betekent dit plaatje?
A
Met je rugzak op pad
B
Als de kat van huis is gaat de hond op pad
C
Alle wegen leiden naar Rome
D
wandelend naar Rome
Slide 27 - Quizvraag
Vul in.
Lachen als een boer met...
A
Tanden
B
kiespijn
C
aardappelen
D
werk
Slide 28 - Quizvraag
Wat betekent:
Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten
A
Als je iets fout doet krijg je klappen
B
Als je iets fout doet komt het wel weer goed
C
als je je verbrandt doet het heel erg pijn
D
als je iets fout doet moet je zelf de gevolgen dragen
Slide 29 - Quizvraag
Welk spreekwoord zie je hier?
Slide 30 - Open vraag
Wat betekent:
Wie goed doet, goed ontmoet?
A
als je goede dingen doet gaat alles vanzelf
B
als je aardig bent naar andere doen zij vervelend naar jou
C
als je goed bent voor anderen zijn zij ook goed voor jou
D
als je slim bent ontmoet je slimme mensen
Slide 31 - Quizvraag
Sleep het plaatje naar het juiste spreekwoord
Achter de wolken schijnt zonneschijn
Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in
De appel valt niet ver van de boom
Een kat in het nauw maakt rare sprongen
Slide 32 - Sleepvraag
wat betekent:
Een man en man, een woord een woord
A
je beloftes nakomen
B
Tegen iedereen het zelfde zeggen
C
Alleen met mannen praten
D
opscheppen
Slide 33 - Quizvraag
wat betekent:
Een ezel stoot zich niet 2 keer aan dezelfde steen?
A
Een fout steeds weer opnieuw maken
B
Een fout niet weer opnieuw maken
C
tegen een steen oplopen
D
2 keer hetzelfde eten
Slide 34 - Quizvraag
Maak het spreekwoord af:
Op alle slakken...
A
Sla leggen
B
Plassen
C
Zout leggen
D
Peper strooien
Slide 35 - Quizvraag
Maak het spreekwoord af:
het geluk...
A
is met de dieren
B
is met de slimme mensen
C
is met de domme
D
is met het weer
Slide 36 - Quizvraag
Welk spreekwoord geeft
dit plaatje aan?
A
Je eigen vlees en bloed
B
Jong geleerd, oud gedaan
C
Oud en wijs genoeg zijn
D
De appel valt niet ver van de boom
Slide 37 - Quizvraag
Jeroen knoopt het in zijn oren.
Bodil kijkt de kat uit de boom.
Amin praat zijn mond voorbij.
Bart doet poeslief.
Alex staat voor aap.
Carla loopt naast haar schoenen.
Tinus is over zijn oren verliefd.
Zet de juiste betekenis achter de spreekwoorden
Heel aardig doen
Even afwachten en zien wat er gebeurt
Voor gek staan
Vinden dat je de beste bent
Iets heel goed onthouden
Heel erg verliefd zijn
Een geheim verklappen
Slide 38 - Sleepvraag
Spreekwoord:
Oost, west, ..... best.
A
Thuis
B
Joost
C
School
D
Familie
Slide 39 - Quizvraag
Spreekwoord:
Een ....... op iemand hebben.
A
Dagje
B
Hartje
C
Oogje
D
Crush
Slide 40 - Quizvraag
Wat betekent het volgende spreekwoord:
Oost west, thuis best.
A
Iemand enthousiast ontvangen
B
Het is nergens beter dan thuis
C
Verstandig genoeg zijn om eigen beslissingen te nemen
D
Geen last hebben van iemand
Slide 41 - Quizvraag
Welk spreekwoord zie je hier?
A
De hond in de pan vinden
B
De hond eet alles op
C
De hond aan het aanrecht vinden
D
De hond in de pot vinden
Slide 42 - Quizvraag
Bedankt voor jullie inzet
Slide 43 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Via Vooraf thema 1 hoofdstuk 1: moeilijke woorden
September 2024
- Les met
10 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Spreekwoorden met als thema scheepvaart
Januari 2024
- Les met
41 slides
Nederlands
Basisschool
Groep 7,8
Spreekwoorden en gezegdes
Juli 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Spreekwoorden en gezegdes
Mei 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Spreekwoorden en gezegdes
April 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Spreekwoorden en gezegdes
Mei 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Spreekwoorden en gezegdes
Januari 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4
Spreekwoorden en gezegdes
Mei 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1-4