Spreekwoorden Nederlands

 Les Nederlands

Spreekwoorden
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Les Nederlands

Spreekwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
* heb je geoefend met een aantal spreekwoorden
*Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden
* heb je een quiz gemaakt met een aantal spreekwoorden in

Slide 2 - Tekstslide

Kijk naar de intro video 
Let goed op, er worden vragen gesteld over deze korte video

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Welke spreekwoorden herkende je in deze Video..

Slide 5 - Woordweb

We gaan nu een spreekwoorden quiz doen?
Je krijgt steeds een ABCD vraag die over spreekwoorden gaat. 
Bij sommige moet je het spreekwoord benoemen, 
bij sommige de betekenis. 

Slide 6 - Tekstslide

Welke spreekwoorden ken je zelf?
Noem er minimaal 3.

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent:
Appels met peren vergelijken?
A
2 verschillende dingen met elkaar vergelijken
B
Iets oneerlijk vinden omdat je buurman dat wel mag
C
Appels en peren in een mand doen
D
2 verschillende dingen tegen iemand zeggen

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent:
De appel valt niet ver van de boom?
A
Iemand is altijd boos op zijn ouders
B
Appels vallen naast appels en niet naast peren
C
Iemand lijkt heel erg op zijn ouders
D
Ieder familielid lijkt op elkaar

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent dit plaatje?
A
Met je rugzak op pad
B
Als de kat van huis is gaat de hond op pad
C
Alle wegen leiden naar Rome
D
wandelend naar Rome

Slide 10 - Quizvraag

Vul in.
Lachen als een boer met...
A
Tanden
B
kiespijn
C
aardappelen
D
werk

Slide 11 - Quizvraag

Wat betekent:
Wie zijn billen brandt moet op de blaren zitten
A
Als je iets fout doet krijg je klappen
B
Als je iets fout doet komt het wel weer goed
C
als je je verbrandt doet het heel erg pijn
D
als je iets fout doet moet je zelf de gevolgen dragen

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent:
Wie goed doet, goed ontmoet?
A
als je goede dingen doet gaat alles vanzelf
B
als je aardig bent naar andere doen zij vervelend naar jou
C
als je goed bent voor anderen zijn zij ook goed voor jou
D
als je slim bent ontmoet je slimme mensen

Slide 13 - Quizvraag

wat betekent:
Een man en man, een woord een woord
A
je beloftes nakomen
B
Tegen iedereen het zelfde zeggen
C
Alleen met mannen praten
D
opscheppen

Slide 14 - Quizvraag

wat betekent:
Een ezel stoot zich niet 2 keer aan dezelfde steen?
A
Een fout steeds weer opnieuw maken
B
Een fout niet weer opnieuw maken
C
tegen een steen oplopen
D
2 keer hetzelfde eten

Slide 15 - Quizvraag

Maak het spreekwoord af:
Op alle slakken...
A
Sla leggen
B
Plassen
C
Zout leggen
D
Peper strooien

Slide 16 - Quizvraag

Maak het spreekwoord af:
het geluk...
A
is met de dieren
B
is met de slimme mensen
C
is met de domme
D
is met het weer

Slide 17 - Quizvraag

en de winnaar is.....

Slide 18 - Tekstslide