Het Kofschip: Een Duik in de Nederlandse Werkwoordspelling
Het Kofschip: Een Duik in de Nederlandse Werkwoordspelling
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Het Kofschip: Een Duik in de Nederlandse Werkwoordspelling
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je het Kofschip begrijpen en ermee oefenen.
Slide 2 - Tekstslide
Vertel de leerlingen wat ze aan het einde van de les zullen kunnen.
Wat weet je al over het Kofschip?
Slide 3 - Woordweb
Deze slide heeft geen instructies
Wat is het Kofschip?
Het Kofschip is een ezelsbruggetje om de Nederlandse werkwoordspelling te kunnen toepassen.
Slide 4 - Tekstslide
Leg kort uit wat het Kofschip is en waarom het nuttig is.
De Medeklinkers in het Kofschip
De medeklinkers in het Kofschip zijn: K, F, S, CH, T en P.
Slide 5 - Tekstslide
Laat de leerlingen deze medeklinkers herhalen en benoemen.
Wanneer Gebruiken We het Kofschip?
We gebruiken het Kofschip wanneer we de verleden tijd van regelmatige werkwoorden willen vormen.
Slide 6 - Tekstslide
Vraag de leerlingen om enkele voorbeelden van regelmatige werkwoorden te noemen.
Stam + Te(n)
Als de laatste letter van de stam in het Kofschip voorkomt, voegen we alleen 'te' aan de stam toe.
Slide 7 - Tekstslide
Laat de leerlingen een aantal voorbeelden geven van werkwoorden waarbij alleen 'te' wordt toegevoegd.
Stam + Ten
Als de laatste letter van de stam niet voorkomt in het Kofschip, voegen we 'ten' aan de stam toe.
Slide 8 - Tekstslide
Vraag de leerlingen om voorbeelden te geven van werkwoorden waarbij 'ten' wordt toegevoegd.
Oefenen: Stam + Te(n) of Stam + Ten?
Schrijf de volgende werkwoorden op het bord: vragen, lachen, leiden, kiezen. Geef aan of 'te' of 'ten' moet worden toegevoegd.
Slide 9 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel of in groepen oefenen met het toepassen van het Kofschip.
Uitzonderingen in het Kofschip
Er zijn ook enkele uitzonderingen in het Kofschip, zoals 'x', 'y' en 'z'. Deze worden altijd met 'te' vervoegd.
Slide 10 - Tekstslide
Benadruk de uitzonderingen in het Kofschip en geef enkele voorbeelden.
Oefenen: Uitzonderingen in het Kofschip
Schrijf de volgende werkwoorden op het bord: faxen, hazy, quizzen. Vraag de leerlingen om de juiste vorm in de verleden tijd te schrijven.
Slide 11 - Tekstslide
Laat de leerlingen individueel of in groepen oefenen met de uitzonderingen in het Kofschip.
Samenvatting
Het Kofschip is een ezelsbruggetje om de Nederlandse werkwoordspelling te kunnen toepassen. Het helpt bij het vormen van de verleden tijd van regelmatige werkwoorden.
Slide 12 - Tekstslide
Herhaal kort de belangrijkste punten van de les.
Oefenen: Werkblad
Geef de leerlingen een werkblad met oefeningen over het Kofschip om hun begrip verder te testen.
Slide 13 - Tekstslide
Bereid werkbladen voor en deel deze uit aan de leerlingen om individueel te oefenen.
Kahoot Quiz
Speel een Kahoot-quiz om het begrip van de leerlingen over het Kofschip te evalueren.
Slide 14 - Tekstslide
Maak een Kahoot-quiz met vragen over het Kofschip en speel deze klassikaal of in groepen.
Vragen en Antwoorden
Geef de leerlingen de gelegenheid om vragen te stellen en beantwoord deze zo goed mogelijk.
Slide 15 - Tekstslide
Reserveer tijd voor vragen en zorg ervoor dat de leerlingen hun vragen kunnen stellen.
Einde van de Les
Bedank de leerlingen voor hun deelname en herhaal het belang van het toepassen van het Kofschip bij de Nederlandse werkwoordspelling.
Slide 16 - Tekstslide
Sluit de les af met een korte samenvatting en bedank de leerlingen voor hun inzet.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.
Slide 17 - Open vraag
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.
Slide 18 - Open vraag
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 19 - Open vraag
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.