Klas 4 - Chapitre 2 - Écrire C

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:

  • ik zit op mijn plek
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • Mijn I-pad is in mijn tas.
  • mijn boek , schrift en pen zijn op mijn tafel
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:

  • ik zit op mijn plek
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • Mijn I-pad is in mijn tas.
  • mijn boek , schrift en pen zijn op mijn tafel

Slide 1 - Tekstslide

LE PROGRAMME
Quoi? réviser la grammaire  et écrire une biographie.
Comment? individueel 
Temps? 45 minuten ( wat niet af is , is huiswerk)

les buts?

      Écrire  une biographie     
-  Kan in korte, eenvoudige zinnen een ( beroemde) persoon beschrijven.
  

Slide 2 - Tekstslide

 l'emploi du Passé composé
Wanneer gebruik je de passé composé ?
- gebeurtenis uit het verleden 
- een afgesloten gebeurtenis / handelingbegin en einde zijn duidelijk
- wat iemand gedaan heeft
- geeft antwoord op de vraag 'en toen?'
- er is vaak een tijdsaanduiding

Hier, j'ai lu un article sur Taylor Swift.
Elle est née le 13 décembre 1989.

puis                vervolgens
alors               toen
ensuite          daarna
après              daarna
tout à coup   plotseling
soudain         plotseling

Slide 3 - Tekstslide

Imparfait
Wanneer gebruik je de imparfait?
- toestand / beschrijving
Le roi était très sympa.                 
Il faisait beau.
- gewoonte / feit
Le lundi je faisais du foot. 
- handeling aan de gang (zitten te, bezig zijn te)
Elle regardait un film pendant que je lisais un livre.
souvent            vaak
toujours           altijd
quelquefois    soms
autrefois          vroeger
avant                ervoor
depuis              sinds
d'habitude      gewoonlijk

Slide 4 - Tekstslide

opdr. 38 d vwo: 1. A Noel , ma mère ( préparer) ----comme d'habitude le repas, tandis que mon père ( mettre) ....... la table.
A 7 heures nous ( être en train de ) ......dîner tranquillement, quand soudain on ( entendre) ..... des feux d'artifice.

Slide 5 - Open vraag

1. havo. 1. Gustave Eiffel ( naître ) ..... en décembre 1832. Il ( faire) ...très froid cet hiver.
2. pendant 20 ans , il ( habiter) ...chez sa grand -mère à Dijon.

Slide 6 - Open vraag

Écrire C
écris une biographie
HAVO
Écris une biographie sur une personne française. Décris la jeunesse et la carrière de cette personne. Raconte ensuite pourquoi elle a été tellement importante et pourquoi tu l'as choisie. 
(environ 80 mots)
VWO
Réponds à l'appel (ex. 44). Écris un compte rendu biographique d'un Néerlandais qui a marqué l'histoire (environ 120 mots). 

Slide 7 - Tekstslide

Fais exercices :
havo: 42, 43
vwo: 43, 44

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Étape 4
Geen google translate / Geen copy - paste
Heeft de imparfait en de passé composé gebruikt
Donne ton texte à ton camarade de classe. Demande lui de remplir la fiche d'évaluation. 

Slide 10 - Tekstslide

Étape 3
Écris une biographie sur Word en français sur la célébrité de ton choix d'environ 80 mots. Utilise le vocabulaire C.

Décris: 
  1. Sa jeunesse
  2. Sa carrière
  3. Pourquoi il / elle a été important(e) (zie opdracht Étape 1 )
  4. Pourquoi tu as choisis cette personnalité

Attention: Gebruik de passé composé 
of de imparfait.
Gebruik ook zo veel mogelijk 
signaal woorden: 

puis (vervolgens)          avant (ervoor)
alors (toen)                    depuis (sinds)
ensuite (daarna)          mais (maar)
après (daarna)              parce que (omdat)
souvent (vaak)              
premièrement (ten eerste)


Slide 11 - Tekstslide

Hoe zeg je in het Frans:
"Ze is geboren"?
A
Elle est née
B
Elle était née
C
Elle est né
D
Elle était né

Slide 12 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans
"Zijn vader was Rwandees"
A
Son père a été rwandais
B
Son père était rwandais

Slide 13 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
"Hij heeft in de serie / film gespeld"
A
Il jouait dans la série / dans le film
B
Il a joué dans la série / dans le film

Slide 14 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
"Hij is overleden in 1890"?
A
Il est mort en 1890
B
Il mourait en 1890

Slide 15 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
"Ik heb deze beroemdheid gekozen omdat... "?
A
J'ai choisi ce célébrité parce que...
B
J'ai choisi cet célébrité parce que...
C
J'ai choisi ces célébrité parce que...
D
J'ai choisi cette célébrité parce que...

Slide 16 - Quizvraag

Hoe zeg je in het Frans:
Zij is belangrijk omdat..."
A
Elle est important parce que ...
B
Elle est important pourquoi ...
C
Elle est importante parce que ...
D
Elle est important pourquoi ...

Slide 17 - Quizvraag