1 vmbo-kgt Thema 3.3 Ordenen: Planten

Thema 3 Ordening
3.3 Planten
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3 Ordening
3.3 Planten

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we vandaag doen?
herhalen 3.2 Dieren
leerdoelen vandaag
nieuwe theorie: 3.3 Planten
zelf aan de slag
herhalen leerdoelen

Slide 2 - Tekstslide

Waar kijken we naar bij de indeling van dieren?
A
Symmetrie en levenswijze
B
Leefomgeving en skelet
C
Vorm en symmetrie
D
Symmetrie en skelet

Slide 3 - Quizvraag

Wat is GEEN soort symmetrie?
A
Tweezijdig
B
Veelzijdig
C
Enkelzijdig

Slide 4 - Quizvraag

Wat voor symmetrie heeft een zeester?
A
tweezijdige symmetrie
B
veelzijdige symmetrie
C
Geen symmetrie

Slide 5 - Quizvraag

Wat voor symmetrie heeft een mens?
A
Tweezijdig symmetrisch
B
Veelzijdig symmetrisch
C
Niet-symmetrisch

Slide 6 - Quizvraag

Een dier met een inwendig skelet heeft zijn skelet aan de ...?
A
Binnenkant. In zijn lichaam.
B
Buitenkant. Als een pantser.
C
Buitenkant. Als een schelp.
D
Buitenkant. Als een huisje.

Slide 7 - Quizvraag

Heeft dit dier een skelet? Zo ja; wat voor soort skelet?
A
Nee, geen skelet
B
Ja, een inwendig skelet
C
Ja, een uitwendig skelet
D
Ja, zowel inwendig als uitwendig skelet.

Slide 8 - Quizvraag

Een slak is een weekdier.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Een kwal is een neteldier
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quizvraag

leerdoelen vandaag
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken en voorbeelden noemen van zaadplanten en sporenplanten

Slide 11 - Tekstslide

Inleiding
Er zijn bijna 300.000 soorten planten.
Zelfs in de woestijn groeien planten.
Planten zijn de enige groep met bladgroenkorrels.

Slide 12 - Tekstslide

3.3 planten
Planten hebben wortels, stengels en bladeren. Toch zien planten er verschillend uit.

Plantencellen hebben een celwand en bladgroenkorrels.

Slide 13 - Tekstslide

3.3 Planten
planten kun je indelen in 2 kleinere groepen:
- sporenplanten (planten zonder bloemen)
- zaadplanten (planten met bloemen)

Bij de indeling kijken ze naar de manier van voortplanten.
(je moet de namen en kenmerken van deze groepen kennen!)

Slide 14 - Tekstslide

zaadplanten
- alle zaadplanten hebben bloemen
- planten zich voort door middel van zaden
- de zaden ontstaan in de bloemen
- uit een zaad kan een nieuwe plant groeien

De meeste planten die je kent, zijn zaadplanten.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

sporenplanten
- mossen en varens
- hebben GEEN bloemen
- planten zich voort door middel van sporen
- een spore is een cel waaruit een nieuwe plant kan groeien



Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

sporenplanten
- bij mossen zitten deze sporen in sporendoosjes (steken op steeltjes boven de mosplant uit)
- bij varens zitten deze sporen in sporenhoopjes aan de onderkant van het blad

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

VRAGEN??

Slide 23 - Tekstslide

zelf aan de slag
3.3 Planten: lees de tekst en maak de opdrachten:

opdracht 1 t/m 4
(vanaf blz. 172)

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

herhalen leerdoelen
Aan het einde van de les:
- kan je kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten

Slide 33 - Tekstslide