weektaak geschiedenis week 17 (4.2)

weektaak geschiedenis week 17


1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisVoortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

weektaak geschiedenis week 17


Slide 1 - Tekstslide

Vorige les
  • Je bent aan hoofdstuk 4 beginnen.
  • Je hebt geleerd over hoe het geloof een grote invloed op de vroege Middeleeuwen
  • En je hebt geleerd over het Frankische rijk, hoe het onstaan is en hoe het bestuurd werd. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoe zijn de opdrachten uit het werkboek gegaan?

Slide 3 - Open vraag

Weet je het nog van vorige les?
Het leenstelsel:


Karel Martel (Karel de Grote) kon niet overal te gelijk zijn
  • Daarom kreeg hij hulp van vazallen: mannen die met hem meevochten
  • Zijn trouwste vazallen kregen als beloning ieder een gebied in leen. 
  • Zij mochten dit namens hem besturen: zij werden zijn leenmannen.
  • Het leenstelsel heet ook wel: feodalisme

  • Op de volgende pagina staan weer oogjes, klik daarop om te lezen waar de afbeelding over gaat

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een goed voorbeeld
van een leenstelsel?
A
De koning bestuurt zijn land helemaal in zijn eentje.
B
De koning heeft ministers die hem advies geven over het bestuur van zijn land.
C
De koning heeft niets te zeggen over het bestuur van zijn land.
D
De koning heeft zijn land in twintig stukken verdeeld. Ieder stuk wordt bestuurd door een vriend van hem.

Slide 5 - Quizvraag

Welke plicht heeft een leenman?
A
Hij moet in zijn gebied doen waar hij zin in heeft.
B
Hij moet elke ochtend bijtijds opstaan.
C
Hij moet trouw beloven aan zijn leenheer.
D
Hij moet delen van zijn gebied doorlenen aan onderleenmannen.

Slide 6 - Quizvraag

De Middeleeuwen
4.2. Op het domein

Slide 7 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Feniks, Geschiedenis Werkplaats, Memo, Saga

Slide 8 - Tekstslide

Leerdoel
Aan het eind van de les weet je hoe de agrarische samenleving georganiseerd was in het Frankische rijk.

Slide 9 - Tekstslide

Weet je toevallig al wat agrarische samenleving betekent? Zoja, leg het begrip uit.

Slide 10 - Woordweb

Enkele begrippen uitgelegd
Agrarische samenleving:
Wat betekent dat eigenlijk?
Het is een samenleving waarin de meeste mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven. 

agrarisch-urbane / landbouwstedelijke samenleving:
Het is een samenleving waarin de meeste mensen op het platteland wonen en van de landbouw leven, maar waarin er ook veel opkomende steden zijn met ambachtslieden.

Slide 11 - Tekstslide

Weet je het nog van vorige hoofdstuk?
Ambachtslieden zijn bijvoorbeeld:
A
Boeren
B
Schrijvers
C
kleermakers, timmermannen
D
Soldaten

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de originele naam van Karel de Grote?
A
Karel Tjoelker
B
Karel Martel
C
Karel de Grote, hij had geen andere naam
D
Karel de Jong

Slide 13 - Quizvraag

Steden vielen uiteen
De steden vielen uiteen.
De landbouwstedelijke samenleving / agrarisch-urbane, waarbij mensen zowel op het platteland woonden als in de steden, verdwenen.  
Iedereen ging op het platteland wonen. De mensen gingen op het domein wonen.
Een domein was het landgoed van een heer: een koning, edelman of bisschop. 
Het domein werd bewerkt volgens het hofstelsel, daarover zometeen meer..


Slide 14 - Tekstslide

Hier een voorbeeld van een domein

Slide 15 - Tekstslide

Hofstelsel deel 1
  • Een dorp met landbouwgrond heette een domein

  • De heer, bijvoorbeeld een ridder, was de baas van een domein: alle grond was van hem.

  • Hij woonde soms in een donjon, een soort kasteel en soms in een vroonhof, de grote boerderij van de heer in het dorp

Slide 16 - Tekstslide

Hofstelsel deel 2
  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.

  • Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen

  • De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer zelf

Slide 17 - Tekstslide

  • In het hofstelsel was het domein in twee stukken verdeeld.

  • Het ene deel van de grond was verpacht (verhuurd) aan horige boeren voor eigen opbrengst. Zij moesten een deel van opbrengst als pacht (belasting) betalen

  • De opbrengst van het andere deel was volledig van de heer zelf
Een donjon, of mottekasteel, was een versterkte wachttoren. Hier woonde de heer als er gevaar was.
De akkers van de heer werden bewerkt door horigen. Er waren akkers waarbij de volledige opbrengst naar de heer ging, en er waren akkers waarbij een deel van de opbrengst voor de horige boeren was. Overigens moesten ze hun pacht ook weer van deze opbrengst betalen.
Het vroonhof was de boerderij (hoeve) van de heer. Hier woonde de heer als er geen gevaar was. De opbrengsten van zijn akkers werd in schuren opgeslagen. In woningen naast een vroonhof woonden de horige boeren in geval van gevaar, zoals oorlog.
Bij het vroonhof waren stallen voor de dieren en boomgaarden.
Horigen woonden in vredestijd buiten het vroonhof
Met het hofstelsel bedoelen we het hele systeem (stelsel) van heren en horigen, inclusief de pacht en de herendiensten.
Klik op het vraagteken en de oogjes om te lezen wat eronder staat. Je kan ze verplaatsen als je het niet goed kan lezen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de donjon?
A
Een kasteel waar de landheer in woonde
B
Een boerderij waar de landheer in woonde

Slide 19 - Quizvraag

Veel plichten,
weinig rechten

  • Iedereen op het domein van de heer hoorde bij het domein
  • De boeren waren horigen van de heer: ze moesten gehoorzaam zijn
  • Om op de grond van de heer te kunnen wonen, moest je pacht betalen.
  • De horigen waren ook verplicht om herendiensten, klusjeste doen.
  • Een horige moest overal toestemming voor vragen, ook om te trouwen
  • Een gevluchte horige was na een jaar en een dag een vrije boer.

Slide 20 - Tekstslide

Uitleg nieuw begrip!: Zelfvoorzienend/                                                     Autarkie
Bij het domein van een heer hoorden ook weidegronden, bossen en moerassen. Het vee kon hier grazen. De boeren konden daar brandhout vinden. En de heer kon er op jacht. 
Op het domein werd alles gemaakt wat ze in die tijd nodig hadden om te overleven. De domeinen waren dus zelfvoorzienend. Een ander woord voor zelfvoorzienend is autarkie

Slide 21 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor autarkie
A
eigen land
B
zelfvoorzienend
C
landheer
D
koning

Slide 22 - Quizvraag

Bos

weidegrond
moeras

Vee kan er grazen
De boeren vonden hier brandhout
De landheer kan hier jagen

Slide 23 - Sleepvraag

Aan de slag:
1) handboek blz 77 en 78
2) werkboek blz 89 t/m 91
maken opdracht 3a, 4a, 4b, en 8
Succes!!! :)
En als je vragen hebt mail dan even naar: ntuinier@bbonderwijs.nl

LET OP!! hierna komen nog enkele afsluitende pagina´s


Slide 24 - Tekstslide

Begrippen uit deze les
  • Agrarisch-urbane
  • Agrarische Samenleving
  • Domein
  • Landbouwstedelijke samenleving
  • Hofstelsel
  • Horigen
  • Horigheid
  • Zelfvoorzienend
  • Autarkie

Slide 25 - Tekstslide

Schrijf 1 ding op van deze les wat je geleerd hebt en/of interessant vond.

Slide 26 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je deze les
nog niet zo goed hebt begrepen of nog wilt weten

Slide 27 - Open vraag

Dit was geschiedenis 
voor deze week :)

Slide 28 - Tekstslide