naar = zu
- bij personen: zu dir fahren
- bij dingen: zum Bahnhof
naar = nach
- bij aardrijkskundige namen zonder lidwoord: nach Berlin fahren
- in vaste combinaties zoals: nach links, nach unten, nach Hause
naar = in
- bij landen met lidwoord: in die Schweiz fahren
- ergens naar binnen gaan, zoals: ins Kino, in die Schule gehen