woensdag 20 januari

Hausaufgaben Deutsch
Jullie gaan leren de woordenlijst blz 128 DN ND
blz 129 DN + de modaalww v.t.
Daarna maak je de oefentoets online (iedereen)
Dat hebben jullie dinsdag gemaakt.

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hausaufgaben Deutsch
Jullie gaan leren de woordenlijst blz 128 DN ND
blz 129 DN + de modaalww v.t.
Daarna maak je de oefentoets online (iedereen)
Dat hebben jullie dinsdag gemaakt.

Slide 1 - Tekstslide

Ziel heute
* jullie leren wanneer je naar (in, nach of zu) moet gebruiken.
* + toepassen ervan
* herhalen v.t. modaalww

Slide 2 - Tekstslide

Aantekeningen: zu, nach of in
Wanneer gebruik je dit:
Ich fahre zu meinen Großeltern.
Ich fahre nach Berlin. 
Ich fahre in die Schweiz. 

Slide 3 - Tekstslide

ZU
Het voorzetsel zu gebruik je als je naar een persoon/winkel toegaat:

Ich fahre zu meinen Großeltern.
Kommst du morgen zu mir?
Wir gehen zum (zu + dem) Bäcker.

Slide 4 - Tekstslide

Nach
Het voorzetsel nach gebruik je bij landen en plaatsaanduidingen zonder lidwoord of richtingen
Ich fahre nach Berlin.
Er fliegt nach Amerika.
Morgen fahren wir nach Deutschland
Ich gehe nach links, rechts, oben, unten, Süden

Slide 5 - Tekstslide

In
Het voorzetsel in gebruik je bij landen met lidwoord: 
Ich fahre in die Schweiz.
Sie fliegt in die Türkei.
Wann kommt ihr in die Niederlande?



Slide 6 - Tekstslide

In 
Het voorzetsel in gebruik je ook vaak bij gebouwen waar je naar binnen gaat:
Er geht in die Schule. (hier mag ook er geht zur (zu + der Schule)
Wir gehen in die Disko.
Gehen wir morgen ins (in + das) Schwimmbad?/ ins Kino


Slide 7 - Tekstslide

Vaste uitdrukkingen
Ich gehe nach Hause en (ik ga naar huis) en
Ich bin zu Hause (ik ben thuis)

Slide 8 - Tekstslide

2 minuten
Je krijgt heel even de tijd om wat je net op hebt geschreven te bestuderen. Daarna krijg je er vragen over.
timer
2:00

Slide 9 - Tekstslide

Imani geht im Juli ______ Italien
A
nach
B
zu
C
in

Slide 10 - Quizvraag

Morgen muss ich ..... dem Zahnarzt.
A
nach
B
in
C
zu
D
gegen

Slide 11 - Quizvraag

Vul in: nach Hause, zu Hause
Sabine geht ... (naar huis).
A
nach Hause
B
zu Hause

Slide 12 - Quizvraag


Wir fahren ... die Schweiz.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 13 - Quizvraag

Ist es noch weit ... dem Freizeitpark?
A
nach
B
zu
C
in

Slide 14 - Quizvraag

Nein, ... rechts.
A
nach
B
zu
C
in

Slide 15 - Quizvraag

Vul in: nach Hause, zu Hause
Tim bleibt ... (thuis).
A
nach Hause
B
zu Hause

Slide 16 - Quizvraag

Das Flugzeug drehte plötzlich ... links.
A
zu
B
an
C
in
D
nach

Slide 17 - Quizvraag

Wann gehst du [naar] Oma?
A
nach
B
zu
C
in

Slide 18 - Quizvraag

Ich gehe heute ... das Kino
A
in
B
nach
C
zu
D
an

Slide 19 - Quizvraag

schrijf de 6 uitgangen op van de v.t van de modaalww. (komma + spatie tussen de antwoorden)

Slide 20 - Open vraag

maken oefening 41 wb

Slide 21 - Tekstslide

maken oef 44

Slide 22 - Tekstslide

Hausaufgaben 21 Januar
*Lees de 5 tekstjes hieronder. slide 18 t/m 22. Geef het antwoord A,B,C,D en geef ook aan waar/hoe je het antwoord hebt gevonden. Dus schrijf dat ook op zodat we tijdens de les wat tempo hebben ipv nog te moeten  zoeken.
* maak oef 41 en 44  en leer wanneer je in, nach of zu moet gebruiken.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide