In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Extra uitleg biologie
7.1 en 7.2
Slide 1 - Tekstslide
7.1 Ademen
We gaan beginnen met het 1e leerdoel: Je kunt uitleggen waarvoor je ademhaalt.
Slide 2 - Tekstslide
Waarom ademhaling?
Om energie te krijgen . Energie krijg je door verbrandingin je lichaam en voor elke verbranding is de zuurstof nodig die je inademt. De energie is bijvoorbeeld nodig om te kunnen: - groeien
- bewegen
- warm te blijven
- te kunnen nadenken
Slide 3 - Tekstslide
Verbranding
Gebeurt in alle cellen van het lichaam.
De verbranding gaat als volgt:
Leer dit uit je hoofd! Hier komt bijna altijd een vraag over in het examen.
Slide 4 - Tekstslide
Verbranding
Hoe kom je aan glucose en zuurstof die nodig zijn?
- Glucose komt uit het eten
- Zuurstof komt uit de lucht
Beide stoffen komen in het bloed.
Slide 5 - Tekstslide
Verbranding
Hoe komen zuurstof en glucose bij de cellen die het nodig hebben?
Het bloed met glucose en zuurstof
wordt rondgepompt door je lichaam. Glucose en zuurstof gaan het bloed uit bij cellen die het nodig hebben voor de verbranding.
Slide 6 - Tekstslide
Waarom haal je adem?
A
Omdat je zuurstof nodig hebt
B
Omdat je energie nodig hebt voor alles wat je doet
C
Omdat je bloed zuurstof nodig heeft
D
Omdat je glucose nodig hebt
Slide 7 - Quizvraag
Maak de reactie van de verbranding compleet.
+ energie
+
+
zuurstof
water
glucose
koolstof-dioxide
Slide 8 - Sleepvraag
Leerdoel 2
Je kunt uitleggen waarom je bij inspanning sneller ademhaalt.
Slide 9 - Tekstslide
Heb je als je sport meer of minder energie nodig?
Slide 10 - Open vraag
Wat kun je zeggen over de snelheid van de verbranding bij inspanning?
A
Moet hoger worden
B
Moet lager worden
Slide 11 - Quizvraag
Je hebt geleerd dat bij verbranding de sneller gaat bij inspanning. Leg uit waarom de ademhaling dan ook sneller moet worden.
Slide 12 - Open vraag
Samengevat.
Bij inspanning: - Veel energie nodig. - De verbranding gaat daarom sneller.
(Dit kan alleen als er genoeg glucose is) - Meer zuurstof nodig om de glucose te verbranden.
- Zuurstof adem je in, dus ga je sneller ademhalen. - Voordeel: je ademt daardoor koolstofdioxide en waterdamp (afvalstoffen) ook snel uit. (En omdat er meer water ontstaat ga je ook zweten.)
Slide 13 - Tekstslide
Leerdoel 3:
je kunt uitleggen hoe je ademt.
Leerdoel 3: je kunt uitleggen hoe je ademt
Een normale ademhaling bestaat uit:
borstademhaling: de ribben en het borstbeen bewegen op en naar.
buikademhaling: het middenrif beweegt op en neer
De longen zitten vast aan de borstkas en het middenrif.
Slide 14 - Tekstslide
Wat gebeurt er als de ribben en het borstbeen omhoog en naar voren komen?
A
De longen worden kleiner
B
De longen worden groter
Slide 15 - Quizvraag
Wanneer zijn de longen groter?
A
Als het middenrif omhoog is
B
Als het middenrif omlaag is
Slide 16 - Quizvraag
Bij welk soort ademhaling hoort het bewegen van de ribben?
A
Borstademhaling
B
Buikademhaling
Slide 17 - Quizvraag
Borst- en buikademhaling
Let op! Eerst wordt de ruimte in de borstkas groter, daarna wordt automatisch lucht in de longen gezogen. Dus niet andersom!
Bij het uitademen wordt de borstkas kleiner waardoor de lucht uit de longen wordt geduwt.
Slide 18 - Tekstslide
Zet de stappen in de juiste volgorde (wat het eerst gebeurt staat bovenaan).
Bij inademing Bij uitademing
Longen worden groter
Borstholte wordt kleiner
Lucht stroomt naar buiten
Lucht stroomt naar binnen
Ribben en borstbeen omlaag, middenrif omhoog
Longen worden kleiner
Ribben en borstbeen omhoog, middenrif omlaag
Borstholte wordt groter
Slide 19 - Sleepvraag
7.2 Ademhalingsstelsel
Je weet nu waarom je ademt en welke twee soorten ademhaling er zijn. In deze paragraaf leer je hoe het ademhalingsstelsel er uit ziet.
Slide 20 - Tekstslide
Leerdoel 4
Je kunt de delen van het ademhalingsstelsel noemen.
Slide 21 - Tekstslide
Onderdelen ademhalingsstelsel
Neusholte en mondholte
Keelholte
Luchtpijp
Bronchiën
Luchtpijptakjes
Longblaasjes
Slide 22 - Tekstslide
Leerdoel 6+7: je kunt uitleggen waarom je het beste door je neus ademhaalt en wat de taak van het slijmvlies is.
Neus
neusharen houden grote stofdeeltjes tegen
neusslijmvlies maakt de lucht vochtig en ziekteverwekkers blijven hieraan plakken. De bloedvaten in het slijmvlies verwarmen de lucht. (vergelijkbaar slijmvlies zit in luchtpijp en bronchiën)
trilharen in het slijmvlies vervoeren het slijm naar de keel, waar je het door kunt slikken.
reukzintuig waarschuwt voor gevaarlijke geuren (gas, bedorven eten, enz.)
Slide 23 - Tekstslide
Leerdoel 6: je kunt uitleggen waarom je het beste door je neus ademhaalt
Mond
Lucht komt direct in de mondholte. Hier ontbreken haren en slijmvlies. Daardoor kunnen stof en ziekte- verwekkers in je lichaam komen. Ook wordt de lucht niet vochtig en warm. Dit is slechter voor je longen.
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoel 5: je kunt uitleggen hoe zuurstof bij je cellen komt.
vanuit neus of keelholte gaat de lucht naar de luchtpijp.
Vanuit de luchtpijp verdeelt de lucht zich over twee bronchiën
en vanuit daar over veel luchtpijptakjes
Aan het eind van de luchtpijptakjes zitten de longblaasjes
Slide 25 - Tekstslide
Leerdoel 5: je kunt uitleggen hoe zuurstof bij je cellen komt
Om de longblaasjes zitten haarvaten (dit zijn bloedvaten met een hele dunne wand waar stoffen doorheen kunnen)
Slide 26 - Tekstslide
Leerdoel 8: je kunt uitleggen waarvoor je hoest
Dit doe je om slijm en vuil uit de longen te krijgen
dieper ademen dan normaal
middenrif schiet met meer kracht omhoog
slijm schiet omhoog naar keelholte waar je het door kunt slikken.
Slide 27 - Tekstslide
In welke delen van het ademhalingsstelsel vind je kraakbeenringen?