VWO 2

Nederlands

Nederlands
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 33 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Nederlands

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Lezen in je boek
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
Grammatica Woordsoorten

§4  Wederkerig en wederkerend vnw
§6  Aanwijzend, vragend en onbepaald vnw
§8  Telwoord
§10 Voegwoord
§12 Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord in samengestelde zinnen
§14 betrekkelijk vnw (m.i.a.)

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel
Grammatica Zinsdelen

§3  Gezegde en lijdend voorwerp bij wederkerende werkwoorden
§5  Voorzetselvoorwerp
§7  Zinsdeelstukken: bijvoeglijke bepaling, ondergeschikte bijwoordelijke bepaling, bijstelling
§9 Samengestelde zin: enkelvoudig, samengesteld, hoofd- en bijzinnen


Slide 4 - Tekstslide

Zelfstandig aan het werk!
timer
25:00

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoel
Lezen 

§2 Tekstverbanden en signaalwoorden (1)
§3 Tekstverbanden en signaalwoorden (2)





Slide 6 - Tekstslide

chronologisch 
concluderend
opsommend
samenvattend
tegenstellend
toelichtend

doel-middel
oorzakelijk
redengevend
toegevend
vergelijkend
voorwaardelijk

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoelen spelling
§2: Leestekens

§3: Leenwoorden

§4: Koppelteken en weglatingsstreepje

§5: Tussenletters in samenstellingen
 
§6: Aan elkaar of los?


Slide 8 - Tekstslide

Leerdoelen
Spelling werkwoorden

§10 aanvoegende en gebiedende wijs
§11 Engelse werkwoorden
§12 persoonsvormen in samengestelde zinnen
§13 werkwoordsvormen en werkwoordstijden
§14 homofone werkwoordsvormen

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen
Formuleren
  • Variatie in woordgebruik
  • Variatie in zinsopbouw
  • Voorbeelden gebruiken
  • Woorden die bij elkaar horen, bij elkaar zetten
  • Variatie in zinslengte
  • Verbanden tussen zinnen

Slide 10 - Tekstslide

timer
20:00

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen
LEZEN

H1: Hoofd- en bijzaken en kernzinnen
H2: Tekstverbanden en signaalwoorden 1
H3: Tekstverbanden en signaal woorden 2

H4: Feiten, meningen en argumenten
H5: Kritisch lezen
H6: Tekst en publiek

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandig werken
timer
15:00

Slide 13 - Tekstslide

Leerdoelen
Toepassen Formuleren H1 t/m 6 in:

Schrijven H5: Een beoordeling schrijven = individueel 70%

Vergelijkend warenonderzoek
(blad consumentenbond) = groepsopdracht 30%


Slide 14 - Tekstslide

Leerdoelen
Grammatica Woordsoorten
  • wederkerend en wederkerig vnm
  • telwoord
  • voegwoord
  • betrekkelijk vnw

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
Grammatica Zinsdelen
  •  WG en LV  bij wederkerende ww
  • Voorzetselvoorwerp (vv)
  • Bijvoegelijke bepaling (bijv.bep) en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling (obwb)
  • Samengestelde zinnen, hoofd- en bijzinnen

Slide 16 - Tekstslide

H1
Bij verplicht wederkerende werkwoorden hoort het wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons) altijd bij het werkwoordelijk gezegde.
Ik vergis me                           WG = vergis me
 Bij een toevallig wederkerend werkwoord hoort het wederkerend voornaamwoord bij het lijdend voorwerp.
-->  in plaats van zich kun je ook zichzelf of iemand of iets anders invullen 
Ik snijd me                               WG= snijd    LV= me

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Instructie 

  • wat?
  • hoe?
  • nodig?
  • geluid?
  • hulp?
  • tijd?
  • klaar?


  • werken aan lesdoel
  • zelfstandig
  • boek, schrift, pen, (iPad)
  • fluisteren/maatjesstem
  • hand omhoog
  • ... minuten
  • lezen/extra opdracht

Slide 20 - Tekstslide

Instructie 

  • wat?
  • hoe?
  • nodig?
  • geluid?
  • hulp?
  • tijd?
  • klaar?


  • werken aan lesdoel
  • zelfstandig
  • boek, schrift, pen, (iPad)
  • fluisteren/maatjesstem
  • hand omhoog
  • ... minuten
  • lezen/extra opdracht

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Leerdoel
Grammatica ZD
H1: wg en lv (wederkerende ww)
H2: voorzetselvoorwerp

Grammatica Woordsoorten
H1: wederkerend en wederkerig vnw
H2: werkwoordstijden
H3: telwoord
H4: voegwoord

Slide 23 - Tekstslide

0

Slide 24 - Video

Pauze
timer
10:00

Slide 25 - Tekstslide

concluderend verband

redengevend verband

oorzakelijk verband

vergelijkend verband

doel-middelverband

samenvattend verband

voorwaardelijk verband

toegevend verband
Ik ben ziek, daarom blijf ik thuis.

Ik ben zenuwachtig omdat ik te laat ben.

Het is warm, daardoor smelt mijn ijsje.

Vandaag is het weer beter dan gisteren. 

Ik doe een trui aan, zodat ik het warm krijg.

We hebben ons vermaakt, m.a.w. het feest was geweldig!
We gaan op de fiets, tenzij het regent.

Hoewel ze van feestjes houdt, gaat ze niet.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

bijvoegelijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
dit prachtig gerestaureerde gebouw uit de middeleeuwen
gebouw = kern = zelfstandig naamwoord

prachtig gerestaureerde + uit de middeleeuwen = bijv.bep
prachtig = obwb

Slide 28 - Tekstslide

bijvoegelijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
Aan wie van hen / heeft hij / het best betaalde baantje / gegeven?
wie = kern = voornaamwoord
baantje = kern = zn

van hen + best betaalde = bijv.bep
best = obwb

Slide 29 - Tekstslide

bijvoegelijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
Na de bijna afgelopen finale zal de hoofdscheidsrechter in de fraai versierde sportkantine de zware, zilveren wisselbeker uitreiken aan de winnaar. 

Wat zijn de zinsdelen? 
Wat zijn de de kernen?

Slide 30 - Tekstslide

bijvoegelijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
Na de bijna afgelopen finale / zal / de hoofdscheidsrechter / in de fraai versierde sportkantine / de zware, zilveren wisselbeker / uitreiken / aan de winnaar. 

Ontleed de zinnen: pv, ow, wg, lv, mv, bwb 
bijv.beps en de obwb's

Slide 31 - Tekstslide

bijvoegelijke bepaling en ondergeschikte bijwoordelijke bepaling
Na de bijna afgelopen finale / zal / de hoofdscheidsrechter / in de fraai versierde sportkantine / de zware, zilveren wisselbeker/ uitreiken / aan de winnaar. 
bijna afgelopen
fraai versierde 
zware, zilveren
bijna
fraai





Slide 32 - Tekstslide

voor- en nadelen structuur
inleiding: aandachtstrekker - introductie onderwerp (vraag of                                                                     standpunt)

middenstuk: voor- en nadelen

slot: afweging en conclusie

Slide 33 - Tekstslide