Ik ben ziek, daarom blijf ik thuis.
Ik ben zenuwachtig omdat ik te laat ben.
Het is warm, daardoor smelt mijn ijsje.
Vandaag is het weer beter dan gisteren.
Ik doe een trui aan, zodat ik het warm krijg.
We hebben ons vermaakt, m.a.w. het feest was geweldig!
We gaan op de fiets, tenzij het regent.
Hoewel ze van feestjes houdt, gaat ze niet.