Leerjaar 2 - Blok 1 - Spelling

BLOK 1

SPELLING
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

BLOK 1

SPELLING

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we leren?
Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord van klankveranderende werkwoorden spel.
Ik weet wanneer ik hoofdletters en kleine letters moet schrijven.
Ik kan woorden die eindigen op -heid, -teit, -lijk en -ig goed spellen.
Ik weet hoe ik de persoonsvorm in de verleden tijd en tegenwoordige tijd spel.
Ik ken een aantal nieuwe dicteewoorden.

Slide 2 - Tekstslide

BBL
Opdracht bij poster 1

KBL
Opdracht bij poster 1

Klaar?
Opdracht 1 tot en met 9

Klaar?
Nakijken, fouten verbeteren en vragen stellen

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm
  1. Gebruik de ik-vorm bij ik, bijvoorbeeld: Ik loop.
  2. Gebruik bij jij, u, hij, zij en het de ik-vorm + t, bijvoorbeeld: hij loopt. Gebruik echter geen extra t als de ik-vorm al op een t eindigt, bijvoorbeeld: ik giet. Wanneer er je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm, bijvoorbeeld: slaap je?
  3. Schrijf bij wij, jullie en zij het hele werkwoord, bijvoorbeeld: wij varen.

Slide 4 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoorden herken je aan ge-, be- en ver-, bijvoorbeeld: ik heb gegeten, ik heb bedacht, ik heb verloren.

Slide 5 - Tekstslide

Hoofdletters
Iedere zin begint met een hoofdletter. Ook alle namen schrijf je met een hoofdletter, bijvoorbeeld: Harley Hagedoorn.

Slide 6 - Tekstslide

Lastige gevallen
Veel woorden eindigen op -heid of -teit, bijvoorbeeld: werkloosheid of activiteit. Deze stukjes schrijf je altijd hetzelfde.

Wanneer het daadwerkelijk over tijd gaat, schrijf dan ook -tijd, bijvoorbeeld: zomertijd.

Slide 7 - Tekstslide

Lastige gevallen (2)
Woorden die eindigen op -ig of -ug blijven hetzelfde als ze na het zelfstandig naamwoorden komen, bijvoorbeeld: de acrobaat is lenig. Wanneer ze er voor staan, komt er een e achter, bijvoorbeeld: de lenige acrobaat. Deze regel geldt ook voor woorden die eindigen op -luk of -lijk.

Slide 8 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Wij verbergt
B
Wij verbergd
C
Wij verbergen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Hij rapd
B
Hij rapt
C
Hij rappen

Slide 10 - Quizvraag

Gisteren hebben we lekker spaghetti gegeten. Iedereen vond het lekker, maar opa was helaas niet zo gezellig.

Noteer de voltooid deelwoorden.

Slide 11 - Open vraag

Herschrijf de zin met de juiste hoofdletters.

op de camping stonden heel veel nederlanders.

Slide 12 - Open vraag

Herschrijf de zin met de juiste hoofdletters.

ik vind pindakaas van calvé de lekkerste.

Slide 13 - Open vraag

BBL
Opdracht bij poster 1

Klaar?
Opdracht 1 tot en met 8

Klaar?
Nakijken, fouten verbeteren en vragen stellen

KBL
Opdracht bij poster 1

Klaar?
Opdracht 1 tot en met 9

Klaar?
Nakijken, fouten verbeteren en vragen stellen

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm
  1. Gebruik de ik-vorm bij ik, bijvoorbeeld: Ik loop.
  2. Gebruik bij jij, u, hij, zij en het de ik-vorm + t, bijvoorbeeld: hij loopt. Gebruik echter geen extra t als de ik-vorm al op een t eindigt, bijvoorbeeld: ik giet. Wanneer er je of jij achter de persoonsvorm staat, schrijf je de ik-vorm, bijvoorbeeld: slaap je?
  3. Schrijf bij wij, jullie en zij het hele werkwoord, bijvoorbeeld: wij varen.

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm (verleden tijd)
Sommige woorden veranderen van klank als je ze in de verleden tijd zet, dit zijn klankveranderende werkwoorden. Wanneer dit niet gebeurt, noem je ze klankvaste werkwoorden.

Ik loop - Ik liep
Ik werk - Ik werkte

Slide 16 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Voltooid deelwoorden herken je aan ge-, be- en ver-, bijvoorbeeld: ik heb gegeten, ik heb bedacht, ik heb verloren.

Slide 17 - Tekstslide

Lastige gevallen
Veel woorden eindigen op -heid of -teit, bijvoorbeeld: werkloosheid of activiteit. Deze stukjes schrijf je altijd hetzelfde.

Wanneer het daadwerkelijk over tijd gaat, schrijf dan ook -tijd, bijvoorbeeld: zomertijd.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
Wij verbergt
B
Wij verbergd
C
Wij verbergen

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
Hij rapd
B
Hij rapt
C
Hij rappen

Slide 20 - Quizvraag

BBL
Opdracht bij poster 1

Klaar?
Opdracht 1 tot en met 8

Klaar?
Nakijken, fouten verbeteren en vragen stellen

KBL
Opdracht bij poster 1

Klaar?
Opdracht 1 tot en met 9

Klaar?
Nakijken, fouten verbeteren en vragen stellen

Slide 21 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?
Ik weet hoe ik het voltooid deelwoord van klankveranderende werkwoorden spel.
Ik weet wanneer ik hoofdletters en kleine letters moet schrijven.
Ik kan woorden die eindigen op -heid, -teit, -lijk en -ig goed spellen.
Ik weet hoe ik de persoonsvorm in de verleden tijd en tegenwoordige tijd spel.
Ik ken een aantal nieuwe dicteewoorden.

Slide 22 - Tekstslide