Boezems: hier komt het bloed het hart binnen. Van boezems stroomt het bloed naar de kamers.
Slide 6 - Tekstslide
Uitleg basisstof 5 'De nieren'
Uitscheiding: Er gaan afvalstoffen je lichaam
uit d.m.v. urine.
Koolstofdioxie verlaat je lichaam door je
longen.
Je nieren: die halen andere afvalstoffen uit je bloed en maken er urine van.
De longen en de nieren zorgen ervoor dat afvalstoffen je lichaam verlaten.
Slide 7 - Tekstslide
Uitleg basisstof 5 'de nieren'
Je hebt 2 nieren.
Ze liggen in je buikholte. 1 links en 1 rechts.
Ze maken urine van afvalstoffen.
Schoonbloed gaat terug naar het hart via nierader.
De urineleiders brengen de urine naar de urineblaas. Als deze vol is moet je plassen. Via de urinebuis verlaat de urine je lichaam.
Slide 8 - Tekstslide
Uitleg basisstof 6 'Afweer'
Ziekteverwekkers: bacteriën en virussen waar je ziek van wordt.
Je lichaam houdt ze tegen door:
je huid (komen ze niet doorheen)
je slijmvliezen (blijven plakken aan slijm)
zoutzuur (maagzuur bevat zoutzuur. Dit doodt bacteriën.)
Slide 9 - Tekstslide
Uitleg basisstof 6 'afweer'
Infectie: Een ziekteverwekker komt toch je lichaam in.
Wittebloedcellen maken de ziekteverwekkers onschadelijk.
Antistof: De antistof maakt ziektewekkers ook onschadelijk. De witte bloedcellen kunnen deze antistoffen bevatten
Slide 10 - Tekstslide
Uitleg basisstof 6 'Afweer'
Eerst ziek, dan beter: Het duurt even voordat je wittebloedcellen antistoffen gemaakt hebben. Daardoor wordt je ziek. Als het de wittebloedcellen gelukt is, word je weer beter.
Immuun: De antistoffen verdwijnt uit je boed, maar de witte bloedcellen onthouden hoe ze de antistof moeten maken. De volgende keer wordt je niet meer ziek. Je bent immuun.
Slide 11 - Tekstslide
Uitleg basisstof 6 'afweer'
Immuniteit: Het immuun worden moet je opbouwen. Baby's zijn heel vaak ziek, omdat ze nog geen/weinig antistoffen in hun lijfje hebben. Volwassenen kunnen al beter tegen ziekteverwekkers. (natuurlijke manier)
inenting/vaccinatie: Een inenting kan je helpen met het maken van antistoffen tegen een bepaalde ziekte. Dit kan inhouden dat je de volgende keer minder erg of zelfs niet meer ziek wordt.
Je krijgt de ziekte in een zwakke vorm ingespoten. Je lichaam (witte bloedcellen) werkt ertegen. Dit is een kunstmatige manier.
Slide 12 - Tekstslide
Uitleg basisstof 1 'Bloed'
DE SAMENSTELLING VAN BLOED:
Waar bestaat bloed uit?
Bloedplasma
Bloedcellen (Rood en wit)
Bloedplaatjes
Slide 13 - Tekstslide
Bloedplasma:
- vervoert stoffen naar de rest van je lichaam bijvoorbeeld: voedingsstoffen en afvalstoffen
- Hier zitten water en opgeloste stoffen - Ziet er gelig uit
- Het is een vloeistof
Slide 14 - Tekstslide
Rode bloedcellen:
- Er zitten heel veel meer rode dan witte bloedcellen in je bloed. - Als je er te weinig hebt, kun je vermoeid raken.
- Het zijn ronde schijfjes.
- Hebben een vaste vorm (ze veranderen dus niet)
- Ze vervoeren zuurstof.
- Nemen in de longen zuurstof op en geven het af op andere plekken.
Slide 15 - Tekstslide
Witte bloedcellen:
- Pakken ziekteverwekkers aan.
( Ziekteverwekkers zijn bacteriën die zorgen dat je ziek wordt.)
- Er zitten er minder in je bloed dan rode bloedcellen.
- Ze kunnen door openingen van de wand van kleine bloedvaten.
Slide 16 - Tekstslide
Bloedplaatjes
- Bloedplaatjes zijn stukjes van cellen die uit elkaar zijn gevallen. Ze hebben geen celkern.
- Ze zorgen ervoor dat bloed stolt. (bloedstolling = dicht maken van een wondje)
1 rode cel, 2 witte en 4 bloedplaatjes
Slide 17 - Tekstslide
Uitleg basisstof 2 'Bloed'
Je kunt drie typen bloedvaten opnoemen.
slagaders
aders
haarvaten
Slide 18 - Tekstslide
Slagaders:
- Het hart stuurt bloed naar de slagaders. - Dit bloed bevat zuurstofrijk bloed. (In plaatjes zijn dat de rode vaten)
(Blauw = zuurstof arm)
- Ze liggen diep in het lichaam.
Slide 19 - Tekstslide
Aders:
- Via de haarvaten krijgen de aders het bloed met de afvalstoffen (bijv koolstofmonoxide) en vervoeren dit naar de longen om daar weer zuurstof te krijgen.
- In een plaatje aangegeven met blauw.
Slide 20 - Tekstslide
Haarvaten:
- Slagaders brengen het zuurstofrijke bloed naar de organen. (Lever, darmen, huid enz)
- Bij de organen vertakken de grote slagaders in kleine bloedvaten: de haarvaten.
- De haarvaten geven zuurstof en voedingsstoffen aan de organen.
- De organen geven afvalstoffen aan de haarvaten.
Slide 21 - Tekstslide
Uitleg basisstof 3 'De bloedsomloop'
Bloedvatenstelsel = Alle bloedvaten van een mens en het hart
Bloedsomloop = Het stromen van het bloed door het lichaam
namen van het bloedvatenstelsel
Slide 22 - Tekstslide
Namen van de bloedvaten
Slagaders = deze vaten lopen VAN het hart af, NAAR de organen.
Het bloedvat NAAR de lever, noem je de leverslagader.
Het bloedvat NAAR de darmen, noem je de darmslagader.
Slide 23 - Tekstslide
Namen van de bloedvaten
Aders = deze vaten lopen NAAR het hart, VAN de organen af.
Het bloedvat VAN de lever, noem je de leverader.
Het bloedvat VAN de darmen, noem je de darmader.
Slide 24 - Tekstslide
Aparte namen:
aorta: de grootste slagader van het lichaam. Deze begint bij het hart. De vertakkingen gaan naar de organen.
Holle ader: na de organen verzamelen alle vertakkingen zich in deze ader. De holle ader loopt naar het hart.
Slide 25 - Tekstslide
de bloedsomloop
dubbele bloedsomloop = het gaat 2x door het hart heen. Kleine en grote bloedsomloop samen.
Kleine bloedsomloop = tussen hart en longen
Grote bloedsomloop = tussen hart en de rest van het lichaam.