In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Goedemiddag!
Slide 1 - Tekstslide
Programma
10 minuten lezen
Huiswerkopdrachten bespreken
Herhaling schrijfvaardigheid 40 en 41
Schrijfvaardigheid 41, 25 en 26
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
Slide 3 - Tekstslide
Opdracht 1 nakijken
a Gebeurtenissen (je gaat vertellen wat er allemaal gebeurd is tijdens die wedstrijd)
b Antwoorden (je gaat antwoord geven op de vraag)
c Argumenten (je gaat vertellen waarom iedere Nederlander automatisch orgaandonor moet worden)
d Oplossingen (je gaat oplossingen aandragen om winkels rolstoeltoegankelijker te maken)
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht 2 nakijken
a Bijvoorbeeld (bij onderwerp d): Om welke problemen gaat het? Wat zouden winkeliers kunnen doen om hun winkels beter toegankelijk te maken voor bezoekers in een rolstoel?
bBijvoorbeeld (bij onderwerp d): Een deelonderwerp kan gaan over een rolstoelgebruiker, die uitlegt welke problemen hij ervaart tijdens het winkelen. Een ander deelonderwerp kan gaan over mogelijke oplossingen voor de huidige problemen.
Slide 5 - Tekstslide
Opdracht 2 nakijken
Huidige problemen
Joost is 23 jaar en zit vanwege een auto-ongeluk al meer dan tien jaar in een rolstoel. “Vooral in het begin vond ik het erg lastig om te accepteren, maar na een tijdje begon het gelukkig toch steeds meer te wennen en kon ik me ook steeds beter redden in mijn stoel.” Toch blijven sommige dingen ook nu nog lastig voor Joost. “Een van de moeilijkste dingen vind ik toch wel winkelen. In veel openbare gebouwen wordt rekening gehouden met rolstoelgebruikers, maar in de meeste kledingwinkels is hier nog weinig van terug te zien.” Vooral zware deuren die niet vanzelf opengaan en drempels of trappen bij de ingang of in de winkel zelf weerhouden Joost en andere rolstoelgebruikers ervan om fijn te kunnen winkelen. “Oh, en de hoge kledingrekken! De meeste winkelmedewerkers zijn altijd heel vriendelijk en willen je overal wel mee helpen, maar het blijft toch vervelend als je steeds hulp moet vragen om kledingstukken alleen maar te kunnen pakken of bekijken.”
Slide 6 - Tekstslide
Opdracht 2 nakijken
Mogelijke oplossingen
Winkelen zou voor iedereen een gezellige en aangename bezigheid moeten kunnen zijn. Om rolstoelgebruikers daarbij niet buiten te sluiten, kunnen in winkels verschillende aanpassingen worden gedaan. Om te beginnen zou het mogelijk moeten zijn om met een rolstoel de winkel te betreden. Dit betekent dat zware deuren die handmatig geopend moeten worden, beter vervangen kunnen worden door automatische schuifdeuren. Bovendien zou bij de ingang, maar ook in de winkel zelf, gelet moeten worden op eventuele drempels of traptreden, die de toegang voor rolstoelgebruikers onmogelijk maken. Verder zouden de gangpaden in de winkels niet te smal moeten zijn, waardoor ook rolstoelgebruikers overal langs kunnen. Tot slot kan ook rekening gehouden worden met de hoogte van de aangeboden producten. Winkeliers kunnen er wat dat betreft voor zorgen dat de meeste producten vanuit ‘zithoogte’ gepakt kunnen worden.
Slide 7 - Tekstslide
Opdracht 3 nakijken
a De tekst geeft helemaal geen antwoord op de vraag die er in de inleiding gesteld wordt.
b Je kunt een alinea toevoegen waarin je wel antwoord geeft op deze vraag. Je zou bijvoorbeeld resultaten van een enquête kunnen verwerken.
Ook zou je de vraag uit de inleiding kunnen aanpassen.
Slide 8 - Tekstslide
Herhalen: uit welke 3 onderdelen bestaat een tekst?
Slide 9 - Open vraag
Het slot: de uitsmijter
In het slot sluit je de tekst af met een samenvatting of een conclusie.
Daarnaast geef je ook nog een uitsmijter (nee geen gebakken ei met ham en kaas), maar:
een vraag die de lezer aan het denken zet (Wat zullen onze achterkleinkinderen ervan vinden dat wij onze auto's nog zelf besturen?);
een prikkelende stelling (We kunnen dus wel stellen dat de minister van Onderwijs haar huiswerk slecht heeft gedaan)
een oproep om iets te doen of juist te laten (Dus waar wacht je nog op? Trek aan die hardloopschoenen).
Slide 10 - Tekstslide
Bekijk de tekst van opdracht 6 op pagina 168 van je boek. Wat is het onderwerp van deze tekst?
Slide 11 - Woordweb
Bekijk de tekst van opdracht 6 op pagina 168 van je boek. Welke deelonderwerpen staan er in het middenstuk van deze tekst? Hoe weet je dat?
Slide 12 - Woordweb
Bekijk de tekst van opdracht 6 op pagina 168 van je boek. Welk soort uitsmijter gebruikt de schrijver?
Slide 13 - Woordweb
Maak opdracht 7 op pagina 169 van je boek. Je typt het slot dat je schrijft bij 7d hier in de LessonUp.
Slide 14 - Open vraag
Kortom, het is van belang dat er rekening wordt gehouden met de manier waarop jongeren worden benaderd. Zolang jongeren niet direct worden aangesproken, zullen ze zich ook niet snel aangesproken voelen.
Slide 15 - Tekstslide
Alinea-indeling
Een alinea bestaat uit minimaal 3 zinnen die samen een logisch geheel vormen.
Elk deelonderwerp heeft zijn eigen alinea; informatie die bij elkaar hoort zet je dus bij elkaar in één alinea.
In de eerste zin van je alinea zet je de belangrijkste informatie, dit noemen we de kernzin.
In de rest van de alinea ga je die belangrijke informatie dan verder uitleggen of geef je voorbeelden.
Slide 16 - Tekstslide
Een goede alinea schrijven
Tips voor het schrijven van een goede alinea:
Maak niet alle zinnen even lang. Wissel korte en lange zinnen met elkaar af.
Herhaal niet steeds dezelfde woorden, maar zoek synoniemen.
Gebruik verwijswoorden en zorg dat het duidelijk is naar wie of wat je verwijst.
Slide 17 - Tekstslide
De zinnen van de tekst op blz 104 staan door elkaar. Zet de zinnen in de juiste volgorde. Zorg dat de kernzin vooraan staat.
Slide 18 - Woordweb
Zinsverbanden
Binnen een alinea hebben de zinnen altijd met elkaar te maken.
Om duidelijk te maken wat ze met elkaar te maken hebben kun je verbindingswoorden/ signaalwoorden gebruiken.
Slide 19 - Tekstslide
Van welk zinsverband is hier sprake?
Mijn moeder richt tentoonstellingen in voor haar werk. Daarom was ze vorige week in het Fries museum.
A
tijd
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 20 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Mijn moeder houdt van musea. Zo was ze vorige week in het Fries Museum. Ook ging ze naar de Kunsthal.
A
tijd
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 21 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Er lagen overal spijkers op de weg, daardoor kregen drie auto's een lekke band.
A
samenvatting
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 22 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Ik hou niet van alle soorten snoep, ik vind zoute drop bijvoorbeeld erg vies.
A
voorbeeld
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 23 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Mijn broertje was vorige week kwijt in de winkel, maar mijn moeder bleef rustig.
A
tijd
B
conclusie
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 24 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Kortom dat soort praktijken zien wij hier liever niet.
A
samenvatting
B
conclusie
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 25 - Quizvraag
Maak het verband tegenstelling tussen de volgende twee zinnen duidelijk (je mag de zinnen aanpassen): a) Mijn broer luistert alleen naar hardrock. b) Ikzelf heb een hele brede muzieksmaak.
Slide 26 - Open vraag
Maak het verband vergelijking tussen de volgende twee zinnen duidelijk (je mag de zinnen aanpassen): a) Mo zingt altijd vals. b) Een kraai met keelpijn.
Slide 27 - Open vraag
Herschrijf de volgende alinea door verbindingswoorden/ signaalwoorden toe te voegen. Je mag de zinnen aanpassen en samenvoegen.
Slide 28 - Open vraag
Formatieve schrijfopdracht
Jullie gaan nu een hele tekst schrijven. Voor deze tekst krijg je nog geen cijfer, alleen feedback over wat je de volgende keer anders/beter moet doen.
Later schrijven jullie wel een tekst voor een cijfer, deze tekst gaat over het boek dat je nu aan het lezen bent.
Slide 29 - Tekstslide
Formatieve schrijfopdracht
Maak opdracht 8a op pagina 169 van je boek.
Deze opdracht is huiswerk voor volgende les.
Slide 30 - Tekstslide
Hoe is een tekst opgebouwd? Wat is de vaste indeling van een tekst?