In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Goedemorgen
Slide 1 - Tekstslide
Programma
10 minuten leze
Slot schrijven
H25 en H26 Alinea-indeling en H26 Zinsverbanden
Afsluiting en vooruitblik
Slide 2 - Tekstslide
10 minuten lezen
Slide 3 - Tekstslide
Lesdoel
Je leert hoe je een goede alinea schrijft en hoe je daarbij zinsverbanden gebruikt
Slide 4 - Tekstslide
Maak opdracht 7 op pagina 169 van je boek. Je typt het slot dat je schrijft bij 7d hier in de LessonUp.
Slide 5 - Open vraag
Kortom, het is van belang dat er rekening wordt gehouden met de manier waarop jongeren worden benaderd. Zolang jongeren niet direct worden aangesproken, zullen ze zich ook niet snel aangesproken voelen.
Slide 6 - Tekstslide
Alinea-indeling
Een alinea bestaat uit minimaal 3 zinnen die samen een logisch geheel vormen.
Elk deelonderwerp heeft zijn eigen alinea; informatie die bij elkaar hoort zet je dus bij elkaar in één alinea.
In de eerste zin van je alinea zet je de belangrijkste informatie, dit noemen we de kernzin.
In de rest van de alinea ga je die belangrijke informatie dan verder uitleggen of geef je voorbeelden.
Slide 7 - Tekstslide
Een goede alinea schrijven
Tips voor het schrijven van een goede alinea:
Maak niet alle zinnen even lang. Wissel korte en lange zinnen met elkaar af.
Herhaal niet steeds dezelfde woorden, maar zoek synoniemen.
Gebruik verwijswoorden en zorg dat het duidelijk is naar wie of wat je verwijst.
Slide 8 - Tekstslide
Deze tekst staat in je boek op blz 102 en 103
Tekst
Slide 9 - Tekstslide
Deze tekst is niet verdeeld in alinea's. Verdeel de tekst in alinea's. Noteer de eerste drie woorden en de laatste drie woorden van de alinea's.
Slide 10 - Woordweb
Hoe kun je het begin van een alinea zichtbaar maken?
Slide 11 - Woordweb
De zinnen van de tekst op blz 104 staan door elkaar. Zet de zinnen in de juiste volgorde. Zorg dat de kernzin vooraan staat.
Slide 12 - Woordweb
Zinsverbanden
Binnen een alinea hebben de zinnen altijd met elkaar te maken.
Om duidelijk te maken wat ze met elkaar te maken hebben kun je verbindingswoorden/ signaalwoorden gebruiken.
Slide 13 - Tekstslide
Van welk zinsverband is hier sprake?
Mijn moeder richt tentoonstellingen in voor haar werk. Daarom was ze vorige week in het Fries museum.
A
tijd
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 14 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Mijn moeder houdt van musea. Zo was ze vorige week in het Fries Museum. Ook ging ze naar de Kunsthal.
A
tijd
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 15 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Er lagen overal spijkers op de weg, daardoor kregen drie auto's een lekke band.
A
samenvatting
B
oorzaak-gevolg
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 16 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Ik hou niet van alle soorten snoep, ik vind zoute drop bijvoorbeeld erg vies.
A
voorbeeld
B
reden
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 17 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Mijn broertje was vorige week kwijt in de winkel, maar mijn moeder bleef rustig.
A
tijd
B
conclusie
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 18 - Quizvraag
Van welk zinsverband is hier sprake?
Kortom dat soort praktijken zien wij hier liever niet.
A
samenvatting
B
conclusie
C
opsomming
D
tegenstelling
Slide 19 - Quizvraag
Maak het verband tegenstelling tussen de volgende twee zinnen duidelijk (je mag de zinnen aanpassen): a) Mijn broer luistert alleen naar hardrock. b) Ikzelf heb een hele brede muzieksmaak.
Slide 20 - Open vraag
Maak het verband vergelijking tussen de volgende twee zinnen duidelijk (je mag de zinnen aanpassen): a) Mo zingt altijd vals. b) Een kraai met keelpijn.
Slide 21 - Open vraag
Herschrijf de volgende alinea door verbindingswoorden/ signaalwoorden toe te voegen. Je mag de zinnen aanpassen en samenvoegen.
Slide 22 - Open vraag
Formatieve schrijfopdracht
Jullie gaan nu een hele tekst schrijven. Voor deze tekst krijg je nog geen cijfer, alleen feedback over wat je de volgende keer anders/beter moet doen.
Later schrijven jullie wel een tekst voor een cijfer, deze tekst gaat over het boek dat je nu aan het lezen bent.
Slide 23 - Tekstslide
Formatieve schrijfopdracht
Maak opdracht 8 op pagina 169 van je boek.
Deze opdracht is huiswerk voor volgende les.
Je levert de opdracht geprint (met je naam erop!) in op mijn bureau aan het begin van de les.
Slide 24 - Tekstslide
Ik begrijp hoe je een goede alinea schrijft en hoe je daar zinsverbanden bij kunt gebruiken