05 - hv1- ch1 - E regarder 'épisode 1'

1 / 30
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

BONJOUR, comment ça va?
prenez vos livres 📕
vos cahiers 📓
vos trousses et vos stylos ✏️🖊️
Hoe zeg je vandaag wij zijn dag datum maand jaar? En hoe schrijf je het? 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

qu'est-ce qu'on va faire?
  • vous avez des questions?
  • rétrospection
  • E regarder "Jeunes détectives" épisode 1
🍀

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden
  • le frère
  • les frères
  • la famille
  • les familles
  • le jour
  • les jours
  • la tente
  • les tentes ...
met au pluriel
(exercice 16e page 33)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden
Wat je moet kunnen doen is, in het Frans, de omslag kunnen maken tussen verschillende lidwoorden zoals bijvoorbeeld:
  • de hond -> de honden -> een hond -> honden
  • le chien -> les chiens -> un chien -> des chiens
  • het huis -> een huis -> huizen -> de huizen
  • la maison -> les maisons -> une maison -> des maisons
  • het hotel -> l'hotel -> les hotels -> un hotel -> des hotels
le, la, l' , les, un, une, des

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden






le chien -> les chiens    |  l'hotel (m) -> les hotels | l'année (v) -> les années
un chien -> des chiens | un hôtel -> des hôtel   | une année (v)-> des années
un
une
des
een
le / l'
la/ l'
les
de / het

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden






le frère -> un/une? -> meervoud?  |  une trousse  -> meervoud?
la soeur -> un/une? -> meervoud?  |  un hôtel -> meervoud?
nu jij, denk goed na
un
une
des
een
le / l'
la/ l'
les
de / het

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden
un
une
des
een
le / l'
la/ l'
les
de / het
leg uit, hoe werkt dit tabel?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

se présenter
Bonjour, je m'appelle Alexandra, j'habite à Doorn. Doorn est un village.
Et toi? Ça va?
Comment tu t'appelles?
Tu habites où?

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

présente-toi
  1. Zeg goedendag, vraag de ander hoe het gaat.
  2. Wacht op antwoord en reageer (als dat nodig is).
  3. Vertel hoe je heet en waar je woont.
  4. Vraag hoe de ander heet
  5. Vraag waar de ander woont.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rétrospection

  • nombres de 1 à 20 (getallen tot 20)
  • les jours de la semaine (de dagen van de week)
  • lidwoorden m v mw

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

un+trois+cinq = ?
A
deux
B
quatre
C
six
D
neuf

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vingt -> dix-neuf -> ____?____-> dix-sept
A
18
B
19
C
17
D
20

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

dix -> __?__ -> douze -> treize
A
6
B
11
C
10
D
14

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

seize-cinq =

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

jours de la semaine

Slide 16 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

mardi
A
woensdag
B
donderdag
C
dinsdag
D
zondag

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

aujourd'hui c'est

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

le weekend
A
vendredi et samedi
B
samedi et dimanche
C
samedi et lundi
D
dimanche et lundi

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

phrases-clés
persoon 1
Bonjour, ça va?
Ça va, merci.
Comment tu t'appelles?
Je m'appelle _____________
Tu habites où?
J'habite à _________.
C'est quoi _____________?
persoon 2
Bonjour, ça va bien, et toi?

Je m'appelle _____? Et toi? Comment tu t'appelles?
J'habite à________. Et toi, tu habites où?

C'est un(e)_____________.
vervolg terugblik
wat moet je kunnen?

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

persoon 1
Begroet persoon 2. Vraag hoe het met hem/haar gaat.
Vertel hoe het met je is. Vraag hoe hij/zij heet
Zeg hoe je heet.  Vraag waar zij/hij woont

Vertel waar  je woont.

persoon 2
groet terug, vertel hoe het met je is. Vraag hoe het met hem/haar gaat
Vertel hoe je heet. Vraag hoe zij/hij heet

Vertel  waar je  woont. En vraag waar persoon 1 woont
let op: maak hele zinnen
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat ga je leren?



  • je kunt vertellen welke mysterie moet worden opgelost (uit de film die je gaat bekijken)
  • je  kent de getallen tot en met 20
  • je kunt de getallen tot en met 20 gebruiken
aan het eind van paragraaf E kun je en ken je...

Slide 22 - Tekstslide

kijk altijd naar het stukje 'buts' aan het begin van een paragraaf
Regarder

exercice 20, page 38

où est Nice?

Slide 23 - Tekstslide

  1. je kunt vertellen hoe je heet
  2. je kent woorden die te maken hebben met Frans in de klas
  3. je kunt Franse instructie begrijpen
  4. ken je woorden die te maken hebben met schoolspullen

Slide 24 - Video

exercice 20b+c page 38
exercice 20b

comment est Nice?
bergen?
campings?
palmbomen?
toeristen?
weilanden?
zee?


Slide 25 - Tekstslide

  1. je kunt vertellen hoe je heet
  2. je kent woorden die te maken hebben met Frans in de klas
  3. je kunt Franse instructie begrijpen
  4. ken je woorden die te maken hebben met schoolspullen
exercice 20c


  1. lis les phrases
  2. regarde de nouveau le film
  3. combine


Slide 26 - Tekstslide

  1. je kunt vertellen hoe je heet
  2. je kent woorden die te maken hebben met Frans in de klas
  3. je kunt Franse instructie begrijpen
  4. ken je woorden die te maken hebben met schoolspullen

Slide 27 - Video

exercice 20b+c page 38
maak exercices 21abcd, 22ab
eerder klaar?
leer vocabulaire E (page 53)
herhaal vocabulaire AB + phrases-clés C + grammaire D
timer
10:00

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

quel est mon numéro de téléphone?
et toi? quel est ton numéro de téléphone?

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chapitre 1 "coucou les copains" , huiswerk                       
Faire (maken)
exercices 20, 21abcd, 22ab (pages 38 -> 41)
Apprendre (leren)
vocabulaire E (page 53)
Revoir (herhalen)
vocabulaire AB + phrases-clés C + grammaire D

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies