06- mh11- Chapitre 1 - terugblik & E regarder (épisode 1)

1 / 27
volgende
Slide 1: Video
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Deze slide heeft geen instructies

BONJOUR, comment ça va?
prenez vos livres 📕
vos cahiers 📓 et
vos stylos ✏️🖊️
🍀

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

qu'est-ce qu'on va faire?
  • vocabulaire leren AB
  • reflectie oefenSO -> lidwoorden en meervoud uitleg
  • rétrospection (= terugblik)
  • bron E - regarder: épisode #1 'Jeunes détectives'
🍀
mardi 10 octobre

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vocabulaire A + B page 52
Hoe leer JIJ vocabulaire? Welke manier past bij JOU het BESTE?
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rétrospection

  • nombres de 1 à 20 (getallen tot 20)
  • les jours de la semaine (de dagen van de week)
  • lidwoorden m v mw

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden
Wat je moet kunnen doen is, in het Frans, de omslag kunnen maken tussen verschillende lidwoorden zoals bijvoorbeeld:
  • de hond -> een hond -> honden
  • le chien -> un chien -> les chiens
  • het huis -> een huis -> huizen
  • la maison -> une maison -> les maisons
  • het hotel -> l'hotel -> un hotel -> les hotels
le, la, l' , les, un, une

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden






le chien -> un chien ->  les chiens    |   l'hotel (m-> un hotel -> les hotels
la plage -> une plage -> les plages  |   l'année (v)-> une année -> les années
le / l'
la/ l'
les
un
une

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden






le copain -> un/une? -> meervoud?  |  le lapin -> un/une? -> meervoud?
la copine -> un/une? -> meervoud?  |  la semaine -> un/une? -> meervoud?
le / l'
la/ l'
les
un
une
nu jij, denk goed na

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

lidwoorden
  • la caravane
  • les caravanes
  • le chien
  • les chiens
  • l'activité
  • les activités
  • le campeur
  • les campeurs
met au pluriel
(exercice 16f page 33)

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • un camping -> le la ou l' camping?
  • un chat -> le la ou l' chat?
  • une activité -> le la ou l'  activité?
  • .....
het lidwoord een
(exercice 17b page 33)
écoute les mots et colorie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het lidwoord
questions?
hebben  jullie nog vragen over het lidwoord?

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rétrospection
(terugblik)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

un+trois+cinq = ?
A
deux
B
quatre
C
six
D
neuf

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vingt -> dix-neuf -> ____?____-> dix-sept
A
18
B
19
C
17
D
20

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

dix -> __?__ -> douze -> treize
A
6
B
11
C
10
D
14

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

seize-cinq =

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

quel est mon numéro de téléphone?
un
deux
trois
quatre
cinq
six
sept
huit
neuf
dix
zéro

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

jours de la semaine

Slide 18 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

mercredi
A
woensdag
B
donderdag
C
dinsdag
D
zondag

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

aujourd'hui c'est

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

le weekend
A
vendredi et samedi
B
samedi et dimanche
C
samedi et lundi
D
dimanche et lundi

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

phrases-clés
persoon 1
Bonjour, ça va?
Ça va bien.
Comment tu t'appelles?
Je m'appelle _____________
Tu habites où?
J'habite à _________.
Tu as un chien __________?
persoon 2
Bonjour, ça va bien, et toi?

Je m'appelle _____? Et toi? Comment tu t'appelles?
J'habite à________. Et toi, tu habites où?

Oui, j'ai un chien _____________ / non.
vervolg terugblik
wat moet je kunnen?

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

persoon 1
Begroet persoon 2. Vraag hoe het met hem/haar gaat.
Vertel hoe het met je is. Vraag hoe hij/zij heet
Zeg hoe je heet.  Vraag waar zij/hij woont

Vertel waar  je woont.

persoon 2
groet terug, vertel hoe het met je is. Vraag hoe het met hem/haar gaat
Vertel hoe je heet. Vraag hoe zij/hij heet

Vertel  waar je  woont. En vraag waar persoon 1 woont
let op: maak hele zinnen
timer
2:00

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat ga je leren?



  • je kunt vertellen welk mysterie moet worden opgelost
  • je  kent de getallen tot en met 20
aan het eind van paragraaf E kun je en ken je...

Slide 24 - Tekstslide

kijk altijd naar het stukje 'buts' aan het begin van een paragraaf
Regarder

exercice 20, page 38

où est Nice?

page 179

Slide 25 - Tekstslide

  1. je kunt vertellen hoe je heet
  2. je kent woorden die te maken hebben met Frans in de klas
  3. je kunt Franse instructie begrijpen
  4. ken je woorden die te maken hebben met schoolspullen

Slide 26 - Video

exercice 20b+c page 38
huiswerk, regarder
Faire (maken)
Chapitre 1 "Salut" exercices 20 -> 22 (pages 38 -> 41)
Apprendre (leren)
vocabulaire E (page 53)
Revoir (herhalen)
vocabulaire AB + phrases-clés C + grammaire D

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies