H1.4 pincode

Welkom!
Inloggen LessonUp en boek op tafel.
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Inloggen LessonUp en boek op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

H 1.4: Wat is produceren?


Planning:
  • Herhalen 1.3
  • Leerdoelen par. 1.4
  • Theorie
  • Oefenen
  • Les afsluiten.

Slide 2 - Tekstslide

Als je loon in procenten meer stijgt dan de prijzen, neemt je koopkracht toe.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Vorig jaar kreeg je € 5,- zakgeld, dit jaar krijg je € 6,30. Met hoeveel procent is je zakgeld gestegen?

Slide 4 - Open vraag

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Girale ruil
D
Chartale ruil

Slide 5 - Quizvraag

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 6 - Quizvraag

Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel

Slide 7 - Quizvraag

Welke formule gebruik je om een verandering van de omzet in procenten uit te rekenen?
A
wat/waarvan ×100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%

Slide 8 - Quizvraag

De dieselprijs per liter is in een week tijd gestegen van € 1,32 naar € 1,40.
Hoeveel is de dieselprijs gestegen in procenten?
A
5,3%
B
7,8%
C
6,1%
D
8,4%

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Waardes
Tastbare waarde: bijvoorbeeld van een aardappel chips maken

Emotionele waarde: een mooie verpakking aan een product toevoegen waardoor het meer waard wordt

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Afzet

Afzet = het aantal producten wat een bedrijf verkoopt



Slide 17 - Tekstslide

Berekening
Omzet = Afzet x verkoopprijs (zonder btw)

Verkoopprijs= verkoopwaarde= opbrengsten van de verkopen

Vb: in eenjaar worden 470 truien verkocht voor €45 per stuk.
Afzet=> 470
Omzet=> 470 x €45= € 21.150 -> Is dit juist?

Slide 18 - Tekstslide

Brutowinst berekenen: 
brutowinst = omzet - inkoopwaarde

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Dit weten we nu:
  • Omzet ( Aantal verkochte producten x Verkoopprijs)
  • Inkoopwaarde ( Aantal verkochte producten x Inkoopprijs )
  • Brutowinst ( Omzet - Inkoopwaarde )
  • Brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst -> (of netto verlies)
  • Bedrijfskosten (Loonkosten, onderhoudskosten, schoonmaakkosten, energiekosten, etc, ... )

Slide 21 - Tekstslide

Zijn er vragen???

Slide 22 - Tekstslide

Reflectie: Zijn de lesdoelen behaald?
  • Na vandaag kun je uitleggen waarom er bij produceren waarde wordt toegevoegd.
  • Je kunt uitleggen hoe bedrijven winst willen maken.
  • Je kunt de omzet, kosten en winst berekenen.
  • Je weet wat mvo is en je kunt voorbeelden geven.


Slide 23 - Tekstslide

Oefenen
Je hebt de rest van dit lesuur de tijd om de opdrachten van paragraaf 1.4 te maken.

Klaar? 
Begin met het maken van de herhalingsopdrachten

Slide 24 - Tekstslide