1.4_Wat is produceren?

H1: Geld moet rollen

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H1: Geld moet rollen

Slide 1 - Tekstslide

Mijn weekend was
Leuk
normaal
niet leuk, veel huiswerk

Slide 2 - Poll

Als je loon in procenten meer stijgt dan de prijzen, neemt je koopkracht toe.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

Vorig jaar kreeg je € 5,- zakgeld, dit jaar krijg je € 6,30. Met hoeveel procent is je zakgeld gestegen?

Slide 4 - Open vraag

Wat voor soort ruil zie je hiernaast?
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
C
Girale ruil
D
Chartale ruil

Slide 5 - Quizvraag

Door de inflatie kan ik...
A
meer besteden
B
minder besteden

Slide 6 - Quizvraag

Welk middel past niet bij
de 3 functies van geld?
A
Rekenmiddel
B
Betaalmiddel
C
Ruilmiddel
D
Spaarmiddel

Slide 7 - Quizvraag

Welke formule gebruik je om een verandering van de omzet in procenten uit te rekenen?
A
wat/waarvan ×100%
B
(nieuw-oud)/oud x 100%

Slide 8 - Quizvraag

De dieselprijs per liter is in een week tijd gestegen van € 1,32 naar € 1,40.
Hoeveel is de dieselprijs gestegen in procenten?
A
5,3%
B
7,8%
C
6,1%
D
8,4%

Slide 9 - Quizvraag

H 1.4: Lesdoelen
Aan het einde van dit paragraaf:
  • Na vandaag kun je uitleggen waarom er bij produceren waarde wordt toegevoegd.
  • Je kunt uitleggen hoe bedrijven winst willen maken.
  • Je kunt de omzet, kosten en winst berekenen.
  • Je weet wat mvo is en je kunt voorbeelden geven.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Kosten kun je verder delen tussen vaste kosten en variabele kosten. Geef een aantal voorbeelden

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

Bedenk zelf van een product de bedrijfskolom

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

aantekening
38 t/m 46

Slide 17 - Tekstslide

Berekening
Omzet = Afzet x verkoopprijs (zonder btw)

Verkoopprijs= verkoopwaarde= opbrengsten van de verkopen

Vb: in eenjaar worden 470 truien verkocht voor €45 per stuk.
Afzet=> 470
Omzet=> 470 x €45= € 21.150 -> Is dit juist?

Slide 18 - Tekstslide

Brutowinst berekenen: 
brutowinst = omzet - inkoopwaarde

Slide 19 - Tekstslide

Dit weten we nu:
  • Omzet ( Aantal verkochte producten x Verkoopprijs)
  • Inkoopwaarde ( Aantal verkochte producten x Inkoopprijs )
  • Brutowinst ( Omzet - Inkoopwaarde )
  • Brutowinst - bedrijfskosten = nettowinst -> (of netto verlies)
  • Bedrijfskosten (Loonkosten, onderhoudskosten, schoonmaakkosten, energiekosten, etc, ... )

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Opdracht
Zoek samen een aantal bedrijven uit die ook duurzaam produceren (minimaal 4 voorbeelden)
In welke branche zitten de meeste MVO in?
Waarom juist in deze branche?

Slide 22 - Tekstslide

Veel rekenwerk~!
38 t/m 46
42 t/m 44 eventueel morgen samen omdat het rekenwerk is.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide