In deze les zitten 43 slides, met tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
Goed voorbereid de examens in!
Slide 1 - Tekstslide
Bereid je briljant voor op je examen Nederlands
Slide 2 - Tekstslide
Quikscan
Je bent natuurlijk reuzebenieuwd of je al klaar bent voor het examen Nederlands. Hierna ga je daarom een quikscan van elf vragen maken.
Slide 3 - Tekstslide
https:
Slide 4 - Link
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
pak je examen 2017-2
pas de trucs uit de video toe op de vragen van tekst 2
je mag overleggen
Slide 7 - Tekstslide
Inhoudsopgave
teksoorten en schrijfdoelen
hoofdgedachte en onderwerp
signaalwoorden en signaalzinnen
citeren en eigen woorden
functie van tekstgedeelten
veelvoorkomende woorden op het examen Nederlands
samenvatten
beantwoorden van vragen
voorbeeldvragen
argumantatie
Slide 8 - Tekstslide
Tekstsoort en schrijfdoel
1. Tekstsoort = Uiteenzetting
Tekstdoel = informeren dus objectief en feiten
2. Tekstsoort = Betoog
Tekstdoel = overtuigen dus subjectief
3. Tekstsoort = Beschouwing
Tekstdoel = aan het denken zetten, mening vormen dus objectief en subjectief
Slide 9 - Tekstslide
Combinaties van tekstsoorten
een betoog met uiteenzettende en beschouwende elementen
een beschouwende tekst met betogende elementen
een uiteenzettende tekst met betogende elementen
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Schrijfdoelen
Dus in zakelijke teksten onderscheiden we de volgende schrijfdoelen:
1 informeren = krant of studieboek
2 overtuigen = pamflet van een politieke partij of de Jehova's
3 beschouwen (opinieren) = recensie van een boek of een film
4 activeren = folder van de sportschool
5 amuseren = Donald Duck
Slide 12 - Tekstslide
Hoofdgedachte, hoofdvraag en onderwerp
De hoofdgedachte van een tekst vertelt in één zin de boodschap die de schrijver wil overbrengen. Stel jezelf de vraag 'wat wil de schrijver mij vertellen?' Het antwoord is de hoofdgedachte. Let bij het zoeken naar de hoofdgedachte op de kernzinnen in de inleiding en in het slot. De hoofdgedachte van een alinea bestaat altijd uit één zin die het belangrijkste is van de gehele alinea. Belangrijk bij het bepalen van de hoofdgedachte zijn de kernzinnen. De kernzin is de allerbelangrijkste zin van een alinea. Kernzinnen vind je meestal aan het begin of aan het einde van de alinea.
Slide 13 - Tekstslide
Hoofdgedachte, hoofdvraag en onderwerp
Het onderwerp van een tekst geeft in een paar woorden aan waar de gehele tekst over gaat. Kijk goed naar-> de titel - de kernzinnen - herhaalde woorden in de tekst - de inleiding en de conclusie.
Ook kan er aan je gevraagd worden om de hoofdvraag te noteren. De hoofdvraag is de centrale vraag van de tekst.
Slide 14 - Tekstslide
Signaalwoorden
Verschillende delen van een tekst hebben een relatie met elkaar. De relatie die verschillende alinea's hebben, is belangrijk bij het beantwoorden van de vragen. Mogelijke relaties zijn bijvoorbeeld oorzaak-gevolg, stelling-argument-subargument, uitspraak-toelichting, doel-middel en verwijzingen.
Signaalwoorden helpen je bij het bepalen van deze relatie. Signaalwoorden geven verbanden aan tussen zinnen en alinea's. Het zijn zogenaamde verbindingswoorden.
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Slide 17 - Video
Signaalzinnen
Signaalzinnen zorgen ervoor dat het duidelijk is wat er volgt of wat er juist is behandeld.
Aankondigende zinnen: 'Toch zijn er enkele bezwaren. We gaan nu enkele voor-en nadelen bespreken'
Terugblikkende zinnen: 'Van de besproken verklaringen lijkt me de laatste de beste'
Aankondigende en terugblikkende zinnen: 'Welke conclusie kunnen we nu gaan trekken uit bovenstaande onderzoeksresultaten?
Slide 18 - Tekstslide
Citeren
Citeren is het letterlijk overnemen van een zin of een stukje tekst. Bij citeren noteer je de eerste twee en de laatste twee woorden van de zin of het tekstgedeelte. Tussen de twee gedeeltes zet je drie puntjes. Het hele citaat moet altijd tussen aanhalingstekens staan. Achter het citaat zet je het desbetreffende regelnummer.
Voorbeeld: "Citeren is ... het tekstgedeelte." (regel 1-2)
Slide 19 - Tekstslide
Citeren
Kijk goed wat voor citaat er verwacht wordt:
één zin?
een zinsgedeelte?
(opeenvolgende) zinnen?
Markeer of onderstreep bij een citaatvraag wat je moet citeren.
Slide 20 - Tekstslide
Functies van tekstgedeelte
Delen van een tekst hebben altijd een functie, een bedoeling. Functies van tekstgedeeltes worden weergegeven met behulp van functiewoorden. Als er op het examen aan je wordt gevraagd om de functie van een tekstgedeelte te noemen, krijg je de keuze uit een aantal functiewoorden. Lees altijd eerst het betreffende tekstgedeelte goed door en onderstreep belangrijke stukjes. Kies vervolgens het functiewoord waarvan jij denkt dat die het beste bij de tekst past. (Soms kan een tekstgedeelte meerdere functies bevatten).
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Voorbeeldvragen
De exacte vragen op het examen zijn elke keer anders. Elk jaar komen echter wel hetzelfde type vragen terug. Op de volgende slide(s) laat ik je een aantal voorbeelden zien van willekeurige vragen uit examens van de laatste jaren. Het gaat er hierbij niet om dat je het antwoord geeft op de vraag (je hebt tenslotte de tekst niet gelezen), maar dat je weet wat voor type vraagstellingen op het examen kunnen komen.
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Argumentatieve vaardigheden
Redeneringen: bestaat uit een standpunt en een of meerdere argumenten.
Argumenten: om een standpunt te onderbouwen gebruik je argumenten.
Drogredenen: soms worden argumenten verkeerd gebruikt in teksten, het zijn dan foutieve argumenten.
Slide 28 - Tekstslide
Bestudeer ....
De info over redeneringen en argumentaties op de volgende slides.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Drogredenen
De drogredenen die je moet kennen zijn in de loop van de jaren gewijzigd. Leer de drogredenen die in deze LessonUp staan.
Slide 34 - Tekstslide
Slide 35 - Video
Slide 36 - Tekstslide
Slide 37 - Tekstslide
Slide 38 - Tekstslide
Slide 39 - Tekstslide
Oefenen!
Lezen is een vaardigheid die beter wordt wanneer je veel oefent. Maak dus voldoende oude examens (uit je examenbundel of op examenblad.nl).
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.