H2 PO

Bonjour
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Question du jour
Quel est ton passe-temps favori?

Mon passe-temps favori est ...

...jouer aux jeux vidéos (gamen)
...regarder des films 
...lire des BDs 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

PO
- Je maakt een vlog of Ppt MET AUDIO
- Niet Translate en klaar, ik zie liever een imperfect iets gemaakt door jou
- Woordenboek mag natuurlijk
- Inleverdatum: vrijdag 13 december

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordvolgorde
1. Onderwerp
2. Werkwoorden
3. Complement

Je joue avec mes amis

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het er werkwoord
Werkwoorden op -er
Pak het hele werkwoord, haal 'er' eraf en zet de uitgang (linker rijtje) erachter

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

AVOIR ( = hebben)
AVOIR / HEBBEN 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Le verbe être
je suis = Ik ben
tu es = Jij bent
il est/ elle est/ on est = Hij is/ zij is/ men is
nous sommes = Wij zijn
vous êtes = U bent of Jullie zijn
ils sont/ elles sont = Zij zijn

Slide 7 - Tekstslide

 wanneer avoir / être ?
Passé composé
Persoonlijk vnw
avoir
voltooid dlw
J' (ik)
ai
parlé
Tu (jij)
as
parlé
Il/elle/on (hij/zij/men)
a
parlé
nous (wij)
avons
parlé
Vous (jullie/u)
avez
parlé
Ils/elles (zij)
ont
parlé
Ik heb gepraat
Passé composé

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passé composé met être
Als je een PC met het werkwoord être
 maakt krijg je extra letters achter het 
voltooid deelwoord

Adelina est allée
Liam est allé



Ev
Mv
Mnl
+s
Vrl
+e
+es

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke ww m.b.t. sport
Je fais (faire)= ik doe (doen)
Je m'entraîne (s'entraîner) = ik train (trainen)
J'ai besoin de (avoir besoin de) = ik heb nodig (nodig hebben)
Je pratique (pratiquer) = ik beoefen (beoefenen)
J'aime (aimer) = ik houd van (houden van)





 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke ww m.b.t. sport 2
1. Het werkwoord 'Faire' gebruik je om te zeggen dat je een sport doet: Je fais du foot = Ik voetbal

Je ziet dat er na het werkwoord 'du' komt, na het werkwoord komt altijd; du (mannelijk), de la (vrouwelijk, de l' (klinker) of des (meervoud) als je het werkwoord gebruikt om te zeggen dat je een sport speelt

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Belangrijke ww m.b.t. sport 3
2. Jouer (spelen), je joue au tennis = ik speel tennis

Ook tussen spelen en de sport komt een extra woord:
Au --> Mannelijk
À la --> Vrouwelijk
À l' --> Klinker
Aux --> Meervoud

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Les sports

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijden
Depuis = sinds
Longtemps = lang (periode/tijd)
Un jour = een dag
Une semaine = een week
Un mois = een maand
Un an = een jaar


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passé composé
Persoonlijk vnw
avoir
voltooid dlw
J' (ik)
ai
parlé
Tu (jij)
as
parlé
Il/elle/on (hij/zij/men)
a
parlé
nous (wij)
avons
parlé
Vous (jullie/u)
avez
parlé
Ils/elles (zij)
ont
parlé
Ik heb gepraat
Passé composé

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Passé composé met être
Als je een PC met het werkwoord être
 maakt krijg je extra letters achter het 
voltooid deelwoord

Adelina est allée
Liam est allé



Ev
Mv
Mnl
+s
Vrl
+e
+es

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies