Quiz H2 Tussen koning en kiezer

Tussen koning en kiezer
Quiz Hoofdstuk 2
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Tussen koning en kiezer
Quiz Hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide


Wat willen de Liberalen?
A
Zo min mogelijk bemoeienis van de overheid
B
Meer invloed van de kerk
C
Algemeen Kiesrecht
D
Meer invloed van de koning

Slide 2 - Quizvraag

Waarom werd Willem II in 1848 "in één nacht, van conservatief tot liberaal"?
A
Hij zag in dat verandering beter was voor Nederland.
B
Hij wilde aardiger gevonden worden.
C
Hij wilde een revolutie ontketenen.
D
Hij was bang zijn koningschap te verliezen.

Slide 3 - Quizvraag

De koning(in) is onschendbaar betekent:
A
Ministers verantwoordelijk zijn voor wat de koning zegt of doet.
B
Ministers zijn verantwoordelijk voor goed bestuur
C
De koning heeft heel veel invloed.
D
Ministers zijn alleen verantwoordelijk voor zichzelf.

Slide 4 - Quizvraag

Recht van initiatief
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
C
Recht om een begroting goed/af te keuren
D
Recht om een minister te bevragen.

Slide 5 - Quizvraag

Recht van amendement
A
Recht om een wetsvoorstel te wijzigen
B
Recht om zelf een wetsvoorstel in te dienen.
C
Recht om een begroting goed/af te keuren
D
Recht om een minister te bevragen.

Slide 6 - Quizvraag

VÓÓR 1848
VANAF 1848
Koning heeft alle macht
Ministeriële 
verantwoordelijkheid
Constitutionele monarchie
Parlementaire democratie
Koning is onschendbaar 

Slide 7 - Sleepvraag

De ARP werd opgericht door:
A
katholieken
B
liberalen
C
protestanten
D
socialisten

Slide 8 - Quizvraag

RKSP bij welke politieke stroming?
A
Socialistisch
B
Confessioneel
C
Liberaal
D
Conservatief

Slide 9 - Quizvraag

In welke kwestie gingen de
ARP en RKSP samenwerken?
A
schoolstijd
B
kiesstrijd
C
mobilisatie
D
revolutie

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de schoolstrijd?
A
De strijd om het openen van bijzonder onderwijs
B
De strijd om het sluiten van bijzonder onderwijs
C
De strijd om het recht op subsidie voor bijzonder onderwijs
D
De strijd om het recht op subsidie voor openbaar onderwijs

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de sociale kwestie?
A
Het probleem dat arbeiders niet mochten stemmen.
B
Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders.
C
Het probleem dat er kinderen moesten werken.
D
Het probleem dat mensen niet sociaal deden tegen elkaar.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is censuskiesrecht?
A
Stemrecht voor mannen
B
Stemrecht voor mensen die % belasting betalen
C
Stemrecht voor liberalen
D
Stemrecht voor mensen van 18 jaar en ouder

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekenen de letters SDAP?
A
Sociaal Democratische Arbeiderspartij
B
Sociaal Duitse Arbeiderspartij
C
SpeciaalDemocratische Arbeiderspartij
D
Sociale Directeuren Arbeidersoverleg Partij

Slide 14 - Quizvraag

Waarom zaten er lang geen socialisten in de Nederlandse regering?
A
De socialisten waren net opgericht en moesten nog bekend worden.
B
Mensen dachten dat de socialisten gevaarlijk waren
C
De koning wilde niet dat er socialisten macht zouden krijgen.
D
Er was censuskiesrecht, daardoor mochten alleen de 'rijken' stemmen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat hield de pacificatie van 1917 in?
A
Einde van WOI in Nederland
B
Invoering van algemeen vrouwenkiesrecht
C
Algemeen mannenkiesrecht en de betaling van bijzonder onderwijs
D
Algemeen kiesrecht en betaling van bijzonder onderwijs

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het feminisme?
A
Een stroming voor de gelijkheid voor mannen en vrouwen.
B
een stroming voor de gelijkheid van mannen.
C
een stroming die vecht voor gelijkheid van geloof
D
Een stroming wat er voor zorgt dat mannen meer verdienen.

Slide 17 - Quizvraag