In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De industriële samenleving in Nederland
Liberalen, conservatieven en confessionelen
Je kunt 9 punten verdienen!
Slide 1 - Tekstslide
Schrijf enkele woorden op waar de vorige les(sen) over gingen:
Slide 2 - Woordweb
Volgende dia: de leerdoelen.
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoelen. Aan het eind:
1. - weet je wat de Luxemburgse kwestie onder koning Willem III inhoudt;
2. - kun je een juiste omschrijving geven van: Caoutchac-artikel, de schoolstrijd, de confessionelen
3. - kun je de bekendste politieke partijen uit de 19e eeuw opsommen met de bijbehorende politieke leiders en kenmerken;
Slide 4 - Tekstslide
Koning Willem II heeft de grondwet (1848) ondertekend.
Zijn opvolger Willem III (ook wel Koning Gorilla genoemd) baalt hiervan en wil weer de absolute macht (alleen heersen). Het lukt hem uiteindelijk niet om zijn macht te vergroten.
Ook heeft hij een geldtekort. Daarom wil hij Luxemburg aan Frankrijk verkopen, maar dat wil Duitsland (de Pruisen) niet. Anders zou Frankrijk te groot worden. Deze 'Luxemburgse Kwestie' wordt als volgt opgelost; Luxemburg wordt en niet van Nederland, en niet van Duitsland, en niet van Frankrijk, maar wordt in 1867 een eigen onafhankelijk land(je).
Koning Willem III (Koning Gorilla) heeft in zijn vakantiehuisje in Zwitserland een bijzondere hobby, maar welke hobby? (2:10)
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Video
Wie mag wel/ niet stemmen?
Door de invoering van de grondwet in 1848 heeft Nederland wel een parlementair stelsel, maar is eigenlijk nog niet een democratie. Het censuskiesrecht zorgt ervoor dat alleen de allerrijkste mannen mogen stemmen. Kortom, 11% van de mannen mag maar stemmen en hoort dus bij de hogere burgerij.
Dit is oneerlijk. Daarom wordt in 1887 het censuskiesrecht afgeschaft, waardoor nu allemaal die genoeg 'kentekenen van geschikheid' hadden mochten stemmen.
Maar wat houd dit dan precies in? Dat is (bewust) onduidelijk en dus oprekbaar (net als rubber). Daarom wordt dit ook wel het Caoutchouc- artikel genoemd (naar het Franse woord voor rubber).
In 1888 mag 25% van de mannen stemmen.
Slide 7 - Tekstslide
Het kiesrecht breidt zich dus uit, maar ook nieuwe politieke stromingen.
Sommige politieke stromingen eisen meer emancipatie (= het verdwijnen van achterstand en het krijgen van gelijke rechten.
De allereerste polititieke partij (1879) van Nederland heet de ARP (Anti-Revolutionaire Partij) o.l.v. de zeer strenggevolige A. Kuyper. Zijn volgers zijn eenvoudige mensen met een streng protestants geloof, bv landarbeiders en kleine boeren die niet genoeg verdienen voor het censuskiesrecht. Zijn volgers heten ook wel 'de kleine luyden'.
Slide 8 - Tekstslide
Op welke politieke partij stem jij in de 19e eeuw?
Dat is erg afhankelijk van in welke zuil je wordt geboren.
Er is sprake van verzuiling.
De socialisten: SDAP van P.J. Troelstra.
De liberalen: de Liberale Unie
De protestanten: de ARP van A. Kuyper
De aanhangers heten 'de kleine luyden'
De katholieken: de RKSP van H. Schaepman
De ARP en RKSP zijn voorbeelden van confessionele partijen, ook wel 'gelovige partijen'.
Hierna: een sleepvraag
Slide 9 - Tekstslide
Sleep de woorden naar de juiste plek:
Hierna: filmpje (3:30) over verzuiling 19e eeuw.
School met den Bijbel
Liberaal
ARP
RKSP
SDAP
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Video
Een omschrijving: Deze persoon richtte de eerste politieke partij in Nederland op.
Hij was eerst Tweede Kamerlid en later minister-president. Hij vond het belangrijk
dat het geloof een rol zou spelen in het bestuur van het land. Zijn
aanhangers werden de ‘kleine luyden’ genoemd."
Noem de ACHTERNAAM van de politiek leider die beschreven wordt (maak geen typfout)
Slide 12 - Open vraag
Twee uitspraken:
1. Het geloof is erg belangrijk bij confessionele partijen.
2. De ARP van Abraham Kuyper is een voorbeeld van een confessionele partij.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 13 - Quizvraag
De ARP is een...
A
liberale partij
B
socialistische partij
C
protestante partij
D
katholieke partij
Slide 14 - Quizvraag
Bekijk hiernaast een plaatje uit eind 19e eeuw.
In de rode gebieden wonen vooral...
A
protestanten
B
katholieken
C
socialisten
D
liberalen
Slide 15 - Quizvraag
Twee uitspraken:
1. de 'kleine luyden' zijn katholieken.
2. Herman Schaepman (zie plaatje) is katholiek en is de oprichter van de RKSP.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist
Slide 16 - Quizvraag
Klik eerst op de afbeelding om in te zoomen.
De grafiek gaat over de ontwikkeling van het kiesrecht van de Nederlandse bevolking.
Welke verandering van het kiesrecht is te zien tussen 1880 en 1890?
Hierna: uitleg schoolstrijd.
A
de invoering van directe verkiezingen
B
de invoering van het caoutchoucartikel
C
de invoering van het censuskiesrecht
D
de invoering van indirecte verkiezingen
Slide 17 - Quizvraag
De schoolstrijd
De politieke leiders A. Kuyper (ARP) en
H. Schaepman (RKSP) vinden liberalen maar ongelovigen en hebben ook samen hetzelfde doel:
Niet alleen 'openbare scholen', maar ook 'bijzondere scholen' (= gelovige scholen) moeten door de regering worden betaald..
'Bijzondere scholen' worden ook wel genoemd 'scholen met den Bijbel'.
Uiteindelijk is deze schoolstrijd gewonnen door de confessionelen (gelovige mensen) en worden ook 'bijzondere scholen' betaald door de regering.
Hierna: filmpje (2:20) over de schoolstrijd met daarna vragen.
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Hieronder staat een omschrijving van een bevolkingsgroep die zich emancipeerde:
Al vanaf het begin van de negentiende eeuw waren zij, net als de andere burgers in Nederland, gelijk voor de wet. Toch werden zij in het protestantse Nederland als tweederangsburgers gezien. Lange tijd hebben zij, onder leiding van Schaepman, gestreden voor een betere positie in de maatschappij.
Welke bevolkingsgroep wordt bedoeld?
A
arbeider
B
kleine luyden
C
liberalen
D
rooms-katholieken
Slide 20 - Quizvraag
Sleep de woorden naar de juiste oranje vakken. Let op: 1 woord moet je niet slepen!
A. Kuyper
J. Troelstra
H. Schaepman
Willem III
De RKSP
De ARP
De Liberale Unie
Luxemburgse Kwestie
De SDAP
Slide 21 - Sleepvraag
Aan het eind: 1. - weet je wat de Luxemburgse kwestie onder koning Willem III inhoudt; 2. - kun je een juiste omschrijving geven van: Caoutchac-artikel, de schoolstrijd, de confessionelen 3. - kun je de bekendste politieke partijen uit de 19e eeuw opsommen met de bijbehorende politieke leiders en kenmerken;
Zet de cijfers 1 t/m 3 onder mekaar en geef antwoord op de 3 leerdoelen: