2.2 Stromingen in de samenleving

• Mens & Maatschappij
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 2

DKT2H

Wat gaan we doen?

Even herhalen

Bespreken C2.2

Maken C2.2

Leerdoel:

 weet je welke strijd er over het onderwijs gevoerd werd;

Nederland kent sinds 1848 een parlementaire democratie.
 Wie of wat heeft in een parlementaire democratie de uiteindelijke macht?

1. de regering
2. het kabinet
3. de koning
4. het parlement

Parlementaire democratie=

1. Directe invloed. Het volk beslist gewoon zelf.
2. Ministers zijn de baas.
3. Geen directe invloed. Het volk beslist mee door middel van volksvertegenwoordigers.
4. Vanaf 18 jaar mag je stemmen.

Johan Thorbecke herschrijft de grondwet in 1848

Nederland is tegenwoordig een parlementaire democratie

Willem II had na 1848 niet meer de leding over de regering

Zet de vormen van kiesrecht op volgorde van minst naar meest 'democratisch'

Census-kiesrecht

Algemeen mannen-kiesrecht

Vrouwen-kiesrecht

Wat is het kiesrecht?

1. Het recht om gekozen te worden als politiek leider.
2. Het recht om te kiezen waar je aan het werk gaat.
3. Het recht om te gaan stemmen als er verkiezingen zijn.
4. Het recht op goede zorg, zoals de tandarts.

1850 -

1917

1919

Algemeen kiesrecht

Algemeen mannen kiesrecht

Census kiesrecht

Openbare scholen

Betaald door de overheid

Geloof is niet zo belangrijk: algemene lessen

Worden gecontroleerd of er goed onderwijs wordt gegeven

Bijzondere scholen

Betaald door mensen zelf

Geloof is erg belangrijk

Wordt niet gecontroleerd

Strijd over onderwijs

Emancipatie: streven naar gelijke rechten

ook arme mensen kunnen nu leren lezen, schrijven en rekenen

Strijd over onderwijs

Confessionelen (mensen die gelovig zijn) wilden dat de overheid ook de bijzondere scholen zou betalen -> via de politiek -> lukte in 1917

Overheid betaalt alle scholen

Maken 1 t/m 4