Les 5.8 28 mrt

 Today
  • Check irregular verbs
  • Work on homework exercises

  • Explain grammar: comparison
       -  Practice in LessonUp
  • Pronunciation irregular verbs
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

 Today
  • Check irregular verbs
  • Work on homework exercises

  • Explain grammar: comparison
       -  Practice in LessonUp
  • Pronunciation irregular verbs

Slide 1 - Tekstslide

  1. Zeggen
  2. Zingen
  3. Liggen
  4. Zien
  5. Verlaten/vertrekken
timer
2:00

Slide 2 - Tekstslide

  1. Zeggen  =  say, said, said
  2. Zingen  =  sing, sang, sung
  3. Liggen  =  lie, lay, lain
  4. Zien  =  see, saw, seen
  5. Verlaten/vertrekken  =  leave, left, left

Slide 3 - Tekstslide

Irregular verbs 31 t/m 36

Slide 4 - Tekstslide

Please take
your notebook in
front of you

Slide 5 - Tekstslide

Comparison
(Trappen van vergelijking)

Box A is small.
Box B is smaller than box A.
Box C is the smallest of all.
A
B
C

Slide 6 - Tekstslide

Comparison
The first phone is expensive.
The second phone is more expensive than the first phone.
The third phone is the most expensive of all.

Slide 7 - Tekstslide

Comparison
er / est:
Woorden van 1 lettergreep of 2 lettergrepen 
(eindigend op -le, -er, -ow, -y)
more / most:
Woorden van 2 lettergrepen (rest) of 3 lettergrepen of meer
old - older (than) - (the) oldest
beautiful - more beautiful (than) - (the) most beautiful

Slide 8 - Tekstslide

Comparison
  • Woorden met -e krijgt + r / + st:
large  >  larger / largest           
  • Woorden met medeklinker + y wordt -ier / -iest:
  • Woorden van 1 lettergreep met korte klinker, letter verdubbelen:
happy  >  happier / happiest       
hot  >  hotter / hottest       

Slide 9 - Tekstslide

Comparison
good
better
best
Uitzonderingen (uit je hoofd leren!)
bad
worse
worst
much/many
little
more
less
most
least
few
fewer
fewest

Slide 10 - Tekstslide

Comparison
Het waait vandaag niet zo hard als gisteren.  > 
Today it's not as windy as yesterday.

Als je wil vergelijken, kun je ook (not) as ... as gebruiken:
Deze blauwe auto is net zo snel als die rode auto. >
This blue car is as fast as that red car.

Slide 11 - Tekstslide

Marry is ...... than her sister. (pretty)

Slide 12 - Open vraag

This leaf is the ...... of the whole tree. (green)

Slide 13 - Open vraag

He really is the ...... villain ever. (bad)

Slide 14 - Open vraag

Is Donald Trump the ...... person in the world? (ridiculous)

Slide 15 - Open vraag

You are right, this is ...... than I thought. (easy)

Slide 16 - Open vraag

The tomato soup was as ...... as the mushroom soup. (delicious)

Slide 17 - Open vraag

I hope to do ...... than Jack. (good)

Slide 18 - Open vraag

Study: Irregular verbs 31 t/m 36 (GB page 41)
Do: Exercise 20 & 21 (page 25-26)
Do: Exercise 4AB (GB page 13-14)



Monday the 31st of March

Slide 19 - Tekstslide