Voegwoorden jaar 1 ECS&IBS

Willkommen

im Deutschunterricht!

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Willkommen

im Deutschunterricht!

Slide 1 - Tekstslide

Voegwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Konjunktionen und Wortstellung

Slide 3 - Tekstslide

Konjunktionen
Konjunktionen zijn in het Nederlands voegwoorden.

Wat is een voegwoord?
Voegwoorden zijn woorden die zinnen 'aan elkaar voegen'. Met voegwoorden wordt het verband tussen (de inhoud van de) zinnen en woorden duidelijk.
Denk aan: reden, oorzaak , gevolg, etc.

Slide 4 - Tekstslide

voordat
omdat
 hoewel
dat 
of
wanneer
weil
nachdem
als
dass
ob
wann
wenn
ehe, bevor
obwohl
toen
nadat
als, indien

Slide 5 - Sleepvraag

wenn - wann
wann  -> wanner,
                    tijdstip           Er fragt, wann der Bus fährt.
                                                Ich weiß nicht, wann die Stunde beginnt.

wenn   -> voorwaarden
                     als, indien    Ich komme mit, wenn ich darf.
                                             Alle bleiben zu Hause, wenn sie krank sind.

Slide 6 - Tekstslide

wenn
(als/indien)
wann
(wanneer, tijdstip)
Er fragt, ____ die Maiferien sind.
Ich lerne immer die Wörter, ____ das Hausaufgabe ist.
Der Fahrplan gibt an, ____ der Bus kommt.
Du darfst auch mit, _____ du Lust hast.
Sie will wissen, _____ Pause ist.
Die Schüler sprechen nicht, _____ Unterricht ist.

Slide 7 - Sleepvraag

werkwoordvolgorde bijzin
In een bijzijn staat der persoonsvorm normaalgesproken aan het einde van de zin:

Ich denke, dass sie für so was keine Zeit hat.
Wisst ihr, ob der FC Köln gewonnen hat?
Wir haben Hunger, weil wir die Pause überschlagen haben.


Slide 8 - Tekstslide

Ausnahme!

denn  -> want

Alleen bij dit voegwoord staat de persoonsvorm direct achter het onderwerp (Net als in NL)

Ich bleibe zu Hause, denn ich bin krank.

Slide 9 - Tekstslide

er
zur Schule
obwohl
Corona 
geht 
Er 
hat 

Slide 10 - Sleepvraag

er
nicht zur Schule
denn
Corona 
geht 
Er 
hat 

Slide 11 - Sleepvraag

Hausaufgaben
Fragen?

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Ostern

Slide 14 - Woordweb

9

Slide 15 - Video

00:52
Woher stammt die Erklärung für die Ostereier?
A
aus Deutschland
B
aus Europa
C
aus dem Mittelalter
D
aus einem Märchen

Slide 16 - Quizvraag

01:08
Eier wurden
A
von Bauern weitergegeben als Pachtzins
B
von Fürsten gegeben an Bauern

Slide 17 - Quizvraag

01:16
Wann wurden Eier zum 1. Mal schriftlich erwähnt?
A
vor 230 Jahren
B
vor 130 Jahren
C
vor 330 Jahren
D
vor 530 Jahren

Slide 18 - Quizvraag

01:20
Was symbolisiert der Hase?

Slide 19 - Open vraag

01:56
Warum werden die Eier an Ostern gegessen?
A
Weil die Hühner dann besonders viele Eier legen.
B
Weil es das Ende der Fastenzeit ist.
C
Weil dann die Fastenzeit beginnt.
D
Weil die Hasen dann Eier legen.

Slide 20 - Quizvraag

02:13
Was ist ein typischer Brauch in Deutschland?

Slide 21 - Open vraag

02:31
Was ist die spirituelle dimension?
Was sucht man?
A
Erkenntnis
B
einen anderen Zustand
C
Erleuchtung
D
Auferstehung

Slide 22 - Quizvraag

02:50
Was ist die Hauptsache?

Slide 23 - Open vraag

Klasse!
Ihr wisst woher die Ostereier kommen!

Slide 24 - Tekstslide

Hausaufgaben für Dienstag, 6.4.
Lernen:     Wörterliste B, 1. Spalte
Machen:   10.1
                 

   

Slide 25 - Tekstslide

00:17
Welche typischen Ostersymbole werden genannt?
A
Osterhase
B
Osterküken
C
Osterkuchen
D
Ostereier

Slide 26 - Quizvraag

Inhaaluur lokaal 177
Nouvel
Joren
Manou
Kaylee
Myrthe

Slide 27 - Tekstslide

Jojo 7
Klikt auf den Link.
Guckt den Film.
Beantwortet die Fragen unten dran.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Link

Lösungen 8.3
c) (erforschen), onderzoekt 
     (prägen), een Stempel                                        gedrukt op
    (lindern), verzacht
     noodgevallen
     reageerbuizen
d)
Het vijfde wiel aan de wagen zijn.
Oefening baart kunst
Het wiel opnieuw uitvinden
Hij heeft het buskruit niet uitgevonden
Joost mag het weten

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Link

Wörterbuch
Arbeitsbuch F, Seite 21

8.3
timer
7:00

Slide 32 - Tekstslide