In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Wat is juist?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish.
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish.
Slide 1 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Een kudde koeien staat in de wei.
B
Een kudde koeien staan in de wei.
Slide 2 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Men zien door de bomen het bos niet meer.
B
Men ziet door de bomen het bos niet meer.
Slide 3 - Quizvraag
Gelijkheid in getal noemen we congruentie.
Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal. Dus als het onderwerp enkelvoud is, moet de persoonsvorm ook enkelvoud zijn. En als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
Slide 4 - Tekstslide
Enkelvoud of meervoud?
Soms is het lastig vast te stellen of het onderwerp in het enkelvoud of het meervoud staat. Dan is het ook lastig vast te stellen of de persoonsvorm in het enkelvoud of het meervoud staat.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is juist?
A
Een aantal mensen komt te laat.
B
Een aantal mensen komen te laat.
Slide 6 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Een groep leerlingen zijn te laat in de les gekomen.
B
Een groep leerlingen is te laat in de les gekomen.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Een deel van de mensen koopt alleen nog online.
B
Een deel van de mensen kopen alleen nog online.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is juist?
A
25% van de leerlingen zakt voor het examen.
B
25% van de leerlingen zakken voor het examen.
Slide 9 - Quizvraag
Wat is juist?
A
De media doet verslag van een grote brand in Rhoon.
B
De media doen verslag van een grote brand in Rhoon.
Slide 10 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Een school vissen zwemt.
B
Een school vissen zwemmen.
Slide 11 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Een groot deel van de leerlingen maakt het huiswerk niet.
B
Een groot deel van de leerlingen maken het huiswerk niet.
Slide 12 - Quizvraag
Wat is juist?
A
Zes teams van sloftbalclub De Club traint op woensdagavond.
B
Zes teams van sloftbalclub De Club trainen op woensdagavond.
Slide 13 - Quizvraag
Gelijkheid in getal noemen we congruentie.
In een congruente zin zijn onderwerp en persoonsvorm zijn gelijk aan elkaar.