Bio H4 Th5 Bs6 Spieren

5.6 Spieren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

5.6 Spieren

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Na deze les kun je...
  1. De bouw en werking van spieren beschrijven
  2. Twee typen spierweefsel onderscheiden
  3. De effecten van training en dopinggebruik uitleggen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee typen spierweefsel
Glad spierweefsel
Dwarsgestreept spierweefsel

  • In de huid en de wand van holle organen: darmen, bloedvaten, longen etc.
  • Losse langwerpige cellen
  • Aangestuurd door autonome zenuwstelsel
  • Traag, maar niet snel vermoeid




Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Twee typen spierweefsel
Glad spierweefsel
Dwarsgestreept spierweefsel

  • In de huid en de wand van holle organen: darmen, bloedvaten, longen etc.
  • Losse langwerpige cellen
  • Aangestuurd door autonome zenuwstelsel
  • Traag, maar niet snel vermoeid




  • In de skeletspieren (voor beweging dus)

  • Cellen versmolten tot spiervezels
  • Aangestuurd door animale zenuwstelsel
  • Snel, maar ook snel moe


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zitten spieren vast aan de botten?

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dwarsgestreept spierweefsel

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Skeletspieren
Skeletspieren zitten vast aan het skelet met een pees.

Van groot naar klein:
Spier -> spierbundel -> spiervezel -> spierfibril 

Motorische eenheid:
alle spiervezels die via motorische eindplaatsjes in verbinding staan met één bewegingszenuwcel

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Spierfibrillen
Tussen de fibrillen liggen veel mitochondriën en glycogeenkorrels.

Een spierfibril bestaat uit 2 soorten eiwitdraden, die filamenten heten.
  • Myosine (donkere band)
  • Actine (lichte band)

Door impulsen schuiven actine en myosine in elkaar, daardoor wordt de spiervezel korter.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom liggen er veel mitochondriën en glycogeenkorrels tussen de fibrillen?

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Samentrekken van spieren
Hoe trekt een spier samen:
  1. Een bewegingszenuwcel geeft impuls door via een motorische eindplaatje
  2. Als reactie schuiven de myosine- en actinefilamenten in elkaar (hierdoor wordt de spier korter)

Energie (ATP) nodig voor de samentrekking: verbranding van glucose

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zal het effect zijn wanneer er weinig spiervezels in verbinding staan met één bewegingszenuwcel.
A
de beweging is preciezer
B
de beweging is grover

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aansturing 
Des te minder spiervezels aan één motorische eenheid, des te preciezer de beweging die je kunt maken

  • een aantal motorische eenheden zijn altijd gespannen, hierdoor blijf je in evenwicht/gaat je gezicht niet hangen


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Spieren kunnen alleen samentrekken, hoe rekt een spier weer uit?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Spieren werken samen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

antagonisten
= Spieren die een tegengestelde beweging veroorzaken.

een spier heeft een andere spier nodig om te kunnen ontspannen


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zet van groot naar klein:
filament - spier - spierbundel - spierfibril - spiervezel

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke type spierweefsel vinden we in de skeletspieren?
A
glad spierweefsel
B
dwarsgestreept spierweefsel

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe noem je de eiwitdraden waaruit een spierfibril bestaat?
A
actines
B
filamenten
C
myosines
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een skeletspier trekt samen. Het gevolg ... de lengte van de actinefilamenten verandert niet.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn antagonisten
A
Spieren met een zelfde werking
B
Spieren met een tegenovergestelde werking

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb je je leerdoelen behaald?
- Je kunt de bouw en werking van spieren beschrijven
-Je kunt twee typen spierweefsels onderscheiden
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag! 
  • Lees 5.6 t/m 'antagonisten'
  • Maak paragraaf 43 t/m 47

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je van doping?

Slide 25 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Doping 
== verboden middelen/methoden die kunnen worden gebruikt om prestaties te verhogen

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doping
Anabole steroïden: lijkt op de werking testosteron
  • toename spiermassa 
  • aanmaak rode bloedcellen

EPO (erytropoëtine) 
  • aanmaak rode bloedcellen. 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag! 

  • Maak opdrachten 43 t/m 49

Slide 28 - Tekstslide

Vb betrouwbaar:  Ook al is de weegschaal verkeerd afgesteld; als een persoon met een constant gewicht twee keer achter elkaar op de weegschaal gaat staan, zou de weegschaal twee keer hetzelfde gewicht moeten laten zien. Anders is de weegschaal niet betrouwbaar.

vb valide: Je kunt gewicht meten met een weegschaal (het instrument), maar als de weegschaal verkeerd is afgesteld dan is het resultaat van de weging niet juist en dus niet valide.