In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 65 min
Onderdelen in deze les
Taaltoets, les 1 - zinsdelen, pv en ow
Slide 1 - Tekstslide
BEGINTAAK
Pak pen en papier:
Schrijf onderstaande zin over en verdeel de zin in zinsdelen door streepjes te zetten.
Op mooie dagen zijn we graag met onze buren aan het barbecueën in de tuin.
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Uitleg zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp (20 min)
Opdracht en Plenda (20 min)
Afzwaaier (7 min)
Slide 3 - Tekstslide
Instaptoets LessonUp
Ga naar LessonUp.nl en log in.
Bekijk de resultaten van je instaptoets.
Schrijf voor jezelf op welke onderdelen nog aandacht verdienen.
Bespreek in 1 minuut met je buurman/buurvrouw waar jij aan gaat werken en vice versa.
Slide 4 - Tekstslide
Persoonsvorm (=pv)
Altijd een werkwoord
Tijdproef: tegenwoordige tijd en verleden tijd
Hij loopt naar school - Hij liep naar school
Aantal veranderen: enkelvoud en meervoud
Hij loopt naar school - Wij lopen naar school
Op mooie dagen zijn we graag met onze buren aan het barbecueën in de tuin.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is de persoonsvorm in de zin: Ik kan de persoonsvorm nu goed vinden.
A
Ik
B
kan
C
persoonsvorm
D
vinden
Slide 6 - Quizvraag
Als het onderwerp meervoud is, moet de persoonsvorm ook meervoud zijn.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm? Het heeft niet zo kunnen zijn.
A
Het
B
zijn
C
kunnen
D
heeft
Slide 8 - Quizvraag
Zinsdelen
De delen waaruit een zin bestaat
Eén woord of meerdere woorden
Zoek eerst de persoonsvorm
Alle zinsdelen kan je voor de pv zetten, de zin moet wel kloppen!
Alles voor de pv is één zinsdeel
Op mooie dagen zijn we graag met onze buren aan het barbecueën in de tuin.
Slide 9 - Tekstslide
Alles wat voor de persoonsvorm kan, is één zinsdeel. Dit noem je de zinsdeelproef/ husselproef.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Doe de zinsdeelproef. Staan de zinsdeelstrepen correct?
De mentor / herkent / de leerlingen van de brugklas / meteen.
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Doe de zinsdeelproef. Staan de zinsdeelstrepen correct?
Tijdens het concert / werd / de gitaar / van Nick / gestolen.
A
Ja
B
Nee
Slide 12 - Quizvraag
Onderwerp (=ow)
De persoonsvorm en het onderwerp horen bij elkaar. Allebei enkelvoud of meervoud.
Wie/wat + pv = onderwerp
Hij loopt naar school. Wie/wat loopt ? Hij = ow
Verander de pv van aantal, zodat het onderwerp mee verandert
Hij loopt naar school. - Wij lopen naar school.
Op mooie dagen zijn we graag met onze buren aan het barbecueën in de tuin.
Slide 13 - Tekstslide
Wat is het onderwerp van een zin? Het onderwerp van een zin...
A
... vertelt wat er in de zin gebeurt.
B
... vertelt wanneer iets in een zin gebeurt.
C
... vertelt wie/wat iets doet in de zin.
D
... vertelt waar de zin over gaat.
Slide 14 - Quizvraag
Ik leer het onderwerp te vinden.
Wat is het onderwerp?
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het onderwerp? Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze
Slide 16 - Quizvraag
Plenda en opdracht in de les
PLENDA:
Maandag 20 januari
Nederlands
Werkblad 3 en 4
Opdracht in de les:
- Maak werkblad 1 en 2 eerst alleen. Vergelijk daarna jullie antwoorden. Kom samen tot het juiste antwoord. Klaar? Dan kunnen jullie aan het huiswerk beginnen.
Slide 17 - Tekstslide
Afzwaaier!
Slide 18 - Tekstslide
Schrijf de zin over en verdeel de zin in zinsdelen: