Werkwoord FAIRE

Bonjour !
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour !

Slide 1 - Tekstslide

Welke werkwoorden kennen jullie?

Slide 2 - Woordweb

Faire
  • Doen, maken
  • bij sporten 

Slide 3 - Tekstslide

Het gebruik van Faire
- als je iets maakt/doet
je fais mes devoirs (ik maak mijn huiswerk)
tu fais un dessin (jij maakt een tekening)

- bij sporten
je fais du foot (ik voetbal)
il fait de la natation (hij zwemt)
nous faisons de l'athlétisme (wij doen aan atletiek)

Slide 4 - Tekstslide

0

Slide 5 - Video

Schrijf zoveel
mogelijk
goede vormen van faire op...
(b.v. je fais)

Slide 6 - Woordweb

Tu ...
A
fais
B
fait
C
font
D
faites

Slide 7 - Quizvraag

Nous ...
A
font
B
faitons
C
faites
D
faisons

Slide 8 - Quizvraag

Elles ...
A
fait
B
fais
C
font
D
faites

Slide 9 - Quizvraag

Sophie ...
A
fais
B
fait
C
font
D
faites

Slide 10 - Quizvraag

vous faites
je fais
il fait
ils font
on fait
tu fais
men doet/maakt
Léa en Marc doen/maken
ik doe/maak
jullie doen/maken
jij doet/maakt
hij doet/maakt

Slide 11 - Sleepvraag

jij doet/maakt

Slide 12 - Open vraag

de leraar doet/maakt

Slide 13 - Open vraag

u doet/maakt

Slide 14 - Open vraag

mijn ouders doen/maken

Slide 15 - Open vraag

Slide 16 - Tekstslide

Le verbe faire : doen/maken

Slide 17 - Tekstslide

Faire du sport
  • Voor een sportnaam komt du/de la/de l'


Mannelijke sportnaam
(le karaté)
du
Je fais du karaté.
Vrouwelijke sportnaam
(la danse)
de la
Je fais de la danse.
Sportnaam met een klinker of stomme h
(l'athlétisme)
de l'
Je fais de l'athlétisme.

Slide 18 - Tekstslide

Ik voetbal.

Slide 19 - Open vraag

Je … mes devoirs.
A
fait
B
fais
C
faisons
D
font

Slide 20 - Quizvraag

Vous … du sport?
A
font
B
faisons
C
faites
D
fait

Slide 21 - Quizvraag

Combineer blauw met rood
fais
fait
font
faisons
faites
je
ils
nous
vous
il

Slide 22 - Sleepvraag

Combineer blauw met rood
wij doen
zij doet
jij doet
ik doe
jullie doen
zij doen
nous faisons
je fais
ils font
tu fais
elle fait
vous faites

Slide 23 - Sleepvraag

le verbe faire
Je .............................. du foot.
Il/elle/on ................................. surf.
Nous .............................. l'exercice de grammaire.
Vous .............................. de l'athlétisme.
Ils/elles ................................ un projet.

Slide 24 - Tekstslide

le verbe faire
Je fais du foot. (le foot)
Il/elle/on fait ................................. surf.
Nous .............................. l'exercice de grammaire.
Tu fais ................... natation.
Vous .............................. de l'athlétisme.
Ils/elles ................................ un projet.

Slide 25 - Tekstslide

le verbe faire
Je fais du foot. (le foot)
Il/elle/on fait du surf. (le surf)
Nous .............................. l'exercice de grammaire.
Tu fais ................... natation.
Vous .............................. de l'athlétisme.
Ils/elles ................................ un projet.

Slide 26 - Tekstslide

le verbe faire
Je fais du foot. (le foot)
Il/elle/on fais surf. (le surf)
Nous faisons l'exercice de grammaire. 
Vous .............................. de l'athlétisme.
Ils/elles ................................ un projet.

Slide 27 - Tekstslide

le verbe faire
Je fais du foot. (le foot)
Il/elle/on fait du surf. (le surf)
Nous faisons l'exercice de grammaire. 
Tu fais de la natation. (la natation)
Vous .............................. de l'athlétisme.
Ils/elles ................................ un projet.

Slide 28 - Tekstslide

le verbe faire
Je fais du foot. (le foot)
Il/elle/on fait du surf. (le surf)
Nous faisons l'exercice de grammaire. 
Tu fais de la natation. (la natation)
Vous faites de l'athlétisme. 
Ils/elles font un projet.

Slide 29 - Tekstslide

Faire
Na faire krijg je:
  • du (de + le)
  • de la
  • de l'
  • des (de + les)
voor het zelfstandig naamwoord bij sporten of andere activiteiten. 
Kijk naar het lidwoord!
Bijvoorbeeld: Je fais du basket.

Slide 30 - Tekstslide