lesweek 4 H6 Accountanalyse en accountbeheer

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Voor welke termijn maak je een accountplan?
A
korte termijn, maximaal 3 maanden
B
middellange termijn, ongeveer 1 jaar
C
lange termijn, 2-5 jaar

Slide 5 - Quizvraag

Indien er sprake is van integratie van bedrijfsprocessen van de leverancier en inkopende organisatie noemt men dit:
A
outside selling
B
business integration
C
insight selling
D
business development

Slide 6 - Quizvraag

De wet van Pareto wordt ook wel de 80/20 regel genoemd. Hierbij genereer je 80% van je afzet bij 20% van je klanten. Klopt dit?
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quizvraag

Het accountmanagement waarbij je regio-overstijgend of landelijk de accounts bewerkt heet:
A
corporate accountmanagement
B
key account management
C
tender accountmanagement
D
company accountmanagement

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

bereken de omzetten volgens de 80/20 regel: bedrijf X heeft 5000 klanten en 400 miljoen euro omzet. 20% van de klanten doet hoeveel omzet en 80% van de klanten doet hoeveel omzet?

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

wat is een voorbeeld van een kwalitatief onderzoek?
A
Levert een mening over een bepaald onderwerp
B
De werkelijke kwaliteit van het product in het onderzoek
C
Levert meetbare gegevens in vorm van cijfers en aantallen
D
De cijfers kunnen goed in tabellen en grafieken worden omgezet

Slide 13 - Quizvraag

Als een belangrijke concurrent van bedrijf X failliet gaat is dit voor bedrijf X
A
Bedreiging
B
Sterk punt
C
Zwak punt
D
Kans

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste volgorde van de marketingcyclus?
A
SWOT-analyse , operationeel plan, strategisch plan, implementatie, evalutie
B
SWOT-analyse, operationeel plan, strategisch plan, evaluatie, implementatie
C
SWOT-analyse, strategisch plan, operationeel plan, implementatie, evaluatie
D
SWOT-analyse, strategisch plan, operationeel plan, evaluatie, implementatie

Slide 15 - Quizvraag

In een ondernemingsplan staat niet
A
persoonsgegevens en bedrijfsgegevens
B
Een SWOT-Analyse
C
rechtsvorm en marketing
D
bedrijfsdoelstelling

Slide 16 - Quizvraag

In het meest positieve geval zie je dat in een SWOT-analyse
A
Een strength en een opportunity samenvallen
B
Een opportunity een weakness oplost
C
Een opportunity en een weakness samenvallen
D
Een weakness wordt opgelost door een threat

Slide 17 - Quizvraag

Een kwantitatief onderzoek is:
A
onderzoekt meningen
B
geeft de motivatie van kopers aan
C
kijkt naar meetbare marktgegevens
D
Kan niet zonder kwalitatief onderzoek

Slide 18 - Quizvraag

Waarom moet je eerst extrapoleren voordat je aan een scenarioanalyse begint?
A
Omdat je gegevens nodig hebt voor een scenarioanalyse
B
Omdat dat de vaste regel is.
C
Omdat je bij extrapoleren vragen moet beantwoorden.
D
Anders wordt de uitkomst wel erg onzeker.

Slide 19 - Quizvraag

Wat doe je als je gevonden gegevens gaat extrapoleren?
A
Dan ga je gegevens extra koel opslaan om bederf te voorkomen
B
Geen van deze antwoorden is correct
C
Dan ga je de trend van de gevonden gegevens doortrekken naar de toekomst
D
Dan ga je deze gegevens in twijfel trekken

Slide 20 - Quizvraag

Een accountmanager merkt dat zijn drie grootste accounts niet tevreden zijn over de klachtafhandeling. Hij wil van de accounts weten op welke manier deze service
verbeterd kan worden. Wat is de beste onderzoeksmethode om dit duidelijk te krijgen?
A
Enquête
B
Experiment
C
Interview
D
Observatie

Slide 21 - Quizvraag

Een groothandel vergelijkt de bedrijfsvoering met een aantal concurrenten op
bepaalde aspecten.
Welke methode gebruikt de groothandel?
A
Afnemersanalyse van Ferrel
B
Positioneringskaart
C
Benchmarking
D
SWOT-analyse

Slide 22 - Quizvraag

Een analysemodel bepaalt de te volgen strategie met behulp van de marktgroei en
het relatief marktaandeel.
Welk model is dit?
A
Matrix van Pareto
B
BCG-Matrix
C
Piramide van Maslow
D
MABA-Matrix

Slide 23 - Quizvraag

Juist / Onjuist:De letters ABCD in de ABCD-analyse staat voor: Afnemers, Bedrijfstak, Concurrenten, DESTEP
A
Onjuist
B
Juist

Slide 24 - Quizvraag

‘Een accountmanager die als doel heeft lange termijn relaties op te bouwen met
strategisch belangrijke accounts van een onderneming.’
Welke functie is dit?

A
Corporate accountmanager
B
Key-accountmanager
C
National accountmanager
D
Junior Accountmanager

Slide 25 - Quizvraag

De ABCD-analyse wordt vooral gebruikt voor de
A
Omzet analyse
B
Interne analyse
C
klanten analyse
D
Externe Analyse

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen concurrentievorm?
A
Behoefteconcurrentie
B
Generieke concurrentie
C
Reclameconcurrentie
D
Productvormconcurrentie

Slide 27 - Quizvraag

De 6W afnemersanalyse van Ferrel zijn: wie, wat, waar, welke, wanneer, waarom en waarom niet. Welke hoort hier niet bij?
A
Welke
B
Wie
C
Waarom
D
Waarom niet

Slide 28 - Quizvraag

Waar staat de P voor in de DESTEP?
A
Prijsconcurrentie
B
Product
C
Politiek/Juridisch
D
Promotionele acties

Slide 29 - Quizvraag

Een importeur van fruit onderscheidt zich door uitsluitend fairtradeproducten te
importeren. De importeur verkoopt deze producten door aan biologische
supermarkten.
A
Differentiatiestrategie
B
Biofoodstrategie
C
Focusstrategie
D
Kostenleiderschap

Slide 30 - Quizvraag

Een fabrikant die veel doet aan onderzoek om steeds met de nieuwste producten te komen, hanteert de waardestrategie...
A
Customer intimacy
B
Product leadership
C
Operational excellence
D
Research leadership

Slide 31 - Quizvraag

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Klantwaarde

Wat brengt de klant op gedurende de 
hele samenwerking
Formule: KW= (T x A x P) - K
 

Slide 38 - Tekstslide

Klantwaarde
Een pizzeria berekent de klantwaarde van twee klanten: Arthur en Femke

Arthur haalt vier jaar lang iedere zondag voor €10 een pizza af. 
Femke komt met het gezin drie jaar lang één keer in de maand bij de pizzeria eten en geeft iedere keer in totaal €100 euro uit.

De totale klantwaarde van Arthur is €10 × 52 weken = € 520 per jaar, en € 520 × 4 jaar = € 2.080 in totaal.
De totale klantwaarde van Femke is € 100 × 12 maanden = € 1.200 per jaar, en € 1.200 × 3 jaar = € 3.600 in totaal.
Femke heeft dus een hogere klantwaarde voor deze pizzeria dan Arthur



Slide 39 - Tekstslide

Koop, huur of lease
Koop

Huur

Lease

Slide 40 - Tekstslide

Koop, huur of lease
Koop
+ Eigendom 
-  Aanschafkosten
Huur
+ Geen investering
-  Geen eigendom
Lease
+ Vaste maandelijkse kosten met uitzicht op eigendom
- Pas eigendom aan het eind van de looptijd

Slide 41 - Tekstslide

Een verschil tussen de modellen van Treacy & Wiersema (waardeposities) en Porter (generieke concurrentiestrategieen) is:
A
Porter laat de markt buiten beschouwing
B
Porter introduceert Customer Intimacy
C
Treacy & Wiersema laten de markt buiten beschouwing
D
Treacy & Wiersema introduceren de focusstrategie

Slide 42 - Quizvraag

Het vijfkrachtenmodel van Porter geeft de concurrentie invloeden aan. Welke 5 krachten zijn dat?
A
Afnemers , toetreders , leverancier , substituten en extern concurrentie
B
Afnemers , toetreders , leverancier , substituten en intern concurrentie
C
Afnemers , toetreders , leverancier , substituten en extern analyse
D
Afnemers , toetreders , leverancier , substituten en intern analyse

Slide 43 - Quizvraag

Welke strategie geeft die voor de middellange termijn aan:
A
verkoopstrategie
B
Strategische planning
C
Aanvallende strategie
D
operationele strategie

Slide 44 - Quizvraag

Op welke onderdelen heeft de externe analyse betrekking
A
Behoefte , klantenrelaties , concurrentie
B
Wensen in de markt , concurrentie , omgevingsfactoren
C
Omgevingsfactoren , klantenrelaties , behoefte
D
Concurrentie, DESTEP en financiële positie

Slide 45 - Quizvraag

Slide 46 - Tekstslide

Weten 
(Definitie)
Begrijpen
(In eigen woorden)
Toepassen
(Geef een voorbeeld)
KOOP
JIT
Push strategie
Pull strategie
Fysieke distributie
Material Handling
Supply chain managment

Slide 47 - Tekstslide

Weten 
(Definitie)
Begrijpen
(In eigen woorden)
Toepassen
(Geef een voorbeeld)
key account
Key accountmanagement
corporate accountmanagement
regionaal accountmanagement
nationaal accountmanagement
Tender
Aanbesteding

Slide 48 - Tekstslide

Weten 
(Definitie)
Begrijpen
(In eigen woorden)
Toepassen
(Geef een voorbeeld)
Servicegraad
Gebruikersgraad
Voorraadkosten 3R's
Buffervoorraad
Veiligheidsvoorraad
Technische voorraad
Vendor Rating

Slide 49 - Tekstslide

Weten 
(Definitie)
Begrijpen
(In eigen woorden)
Toepassen
(Geef een voorbeeld)
Missie
Visie
Mission Statement
Business Definition
USP
SBU

Core Business

Slide 50 - Tekstslide