De bank betaalt

1.5. De bank betaalt
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1.5. De bank betaalt

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • Functies van geld noemen
  • Verschillende redenen noemen om te sparen.
  • Uitleggen wat rente is.
  • Rente berekenen.
Wat gaan we leren?

Slide 2 - Tekstslide

Heb jij een bankrekening?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Heb je geld op je spaarrekening staan?
A
Ja
B
Nee
C
Wat is een spaarrekening?

Slide 4 - Quizvraag

Een positief saldo op jouw spaarrekening heet ...
A
Creditsaldo
B
Debetsaldo

Slide 5 - Quizvraag

  • Creditsaldo : Positief saldo -> je krijgt geld van de bank

  • Debetsaldo: Negatief saldo -> je moet de bank geld betalen
Credit / debet saldo

Slide 6 - Tekstslide

  • Ruilmiddel:       ruilen voor een product dat je wilt hebben

  • Rekenmiddel:   voor de vergelijking van prijzen

  • Spaarmiddel:    je gebruikt het niet direct, maar legt het opzij.
Functies van geld

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

  • Sparen voor een grote uitgave

  • Sparen voor een onverwachte 
      uitgave

  • Sparen voor de rente
Waarom sparen mensen?

Slide 9 - Tekstslide

Spaar jij? Zo ja, waarvoor?

Slide 10 - Tekstslide

Sparen levert rente (interest) op. 
Rente is een beloning voor het sparen. 

De hoogte van de beloning (rente) is afhankelijk van:
  • het rentepercentage.
  • de hoogte van het spaarbedrag.
  • hoelang je al geld hebt staan op je spaarrekening.
Wat levert sparen op?

Slide 11 - Tekstslide

Spaargeld =
rente
ontvangen
Lening =
rente 
betalen
Waarom bewaakt de bank jouw geld?

Slide 12 - Tekstslide

Je hebt €1.000 op een spaarrekening gezet. Je krijgt 4% rente. Hoeveel rente krijg je aan het eind van jaar 1?
A
€4
B
€40
C
€400
D
geen idee

Slide 13 - Quizvraag

rente
Je hebt € 1.000,- op je spaarrekening staan. Je krijgt 4% rente van de bank. Hoeveel euro rente krijg je aan het eind van jaar 1? 

  • Stap 1: Reken 1% uit!
    Spaarbedrag : 100 =  Uitkomst (1%)
  • Stap 2: Vermenigvuldig met het gegeven rentepercentage 
  • Uitkomst stap 1 x rentepercentage =  rentebedrag
  • Oplossing
  • € 1.000 / 100 x 4% = € 40,-
ANTWOORDEN

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de huidige spaarrente?

Slide 15 - Tekstslide



Spaarrekening
  • Geen vast rentepercentage
  • Geen vaste looptijd
  • Opnemen en storten is
      altijd mogelijk
  • Eventueel bonusrente


Spaardeposito
  • Vast rentepercentage
  • Vaste looptijd
  • Opnemen en storten tijdens
     de looptijd niet mogelijk        
Spaarvormen
Flexibel!
Je kan altijd bij je geld!
Niet flexibel!
Je kan pas bij je geld na de looptijd!

Slide 16 - Tekstslide

Wat zijn redenen om te sparen?

Slide 17 - Open vraag

Wat is rente?

Slide 18 - Open vraag

Frieda heeft €3.000 spaargeld. Zij krijgt 4% rente. Hoeveel € ontvangt Frieda aan rente?

Slide 19 - Open vraag

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken toepassingsvragen 6, 8 t/m 12
    van hoofdstuk 1.5 de bank betaalt op bladzijde 26 en 27.

Huiswerk

Slide 20 - Tekstslide