Word order

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Why do I need to know this??
  • You can write sentences with a correct word order.
  • You know the steps to form a correct sentence.
  • You can challenge myself to make longer sentences.

Slide 2 - Tekstslide

Who does what where when?

Slide 3 - Tekstslide

Stap 1: Wie?
A
werkwoorden
B
tijd
C
onderwerp
D
plaats

Slide 4 - Quizvraag

Stap 2: Actie?
A
werkwoorden
B
onderwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 5 - Quizvraag

Stap 3: Wat?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
plaats
D
tijd

Slide 6 - Quizvraag

Stap 4: Waar?
A
plaats
B
werkwoorden
C
onderwerp
D
tijd

Slide 7 - Quizvraag

Stap 5: Wanneer?
A
lijdend voorwerp
B
onderwerp
C
werkwoorden
D
tijd

Slide 8 - Quizvraag

Stappenplan:
1. onderwerp                         WIE
2. werkwoord(en)               DOET
3. lijdend voorwerp            WAT
4. plaats                                  WAAR
5. tijd                                        WANNEER

De tijd kan soms ook aan het begin van de zin worden gezet

Slide 9 - Tekstslide

Answer YES or NO:
My neighbour will tomorrow
have a party.

Slide 10 - Open vraag

Answer YES or NO:
Last night had we a meeting at school with the teacher.

Slide 11 - Open vraag

TIP
Zet de werkwoorden van de zin bij elkaar:

Ik heb gisteren heel veel friet gegeten.
I have eaten lots of fries yesterday.

Slide 12 - Tekstslide

Put in the correct order:
at the zoo / saw / a week ago /
an elephant / my family and I

Slide 13 - Open vraag

Put in the correct order:
design/ for/ every year/we/a big fashion company

Slide 14 - Open vraag

Put in the correct order:
shopping / went / the girls / this morning / at the mall

Slide 15 - Open vraag

Put in the correct order:
ate/ in the kitchen/at 4 o'clock/ she/ an apple/ in the afternoon

Slide 16 - Open vraag

Put in the correct order:
to France/ went/last year/the whole family/on holiday

Slide 17 - Open vraag

Put in the correct order:
gave/ him/ a signed football/last Thursday/ the boys

Slide 18 - Open vraag

Put in the correct order:
was/ a long queue/last week/ there/ at the supermarket

Slide 19 - Open vraag

Put in the correct order:
wears/ red/ Cindy/ in winter/ a/ scarf/ always

Slide 20 - Open vraag