Thema 4 Stevigheid en Beweging

SKELET


1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

SKELET


Slide 1 - Tekstslide

HOOFD,
ROMP,  LEDEMATEN,

Slide 2 - Tekstslide

Borstkas

* Ribben


* Borstbeen


* Borstwervels

Slide 3 - Tekstslide

Schoudergordel

* Schouderblad


* Sleutelbeen



Slide 4 - Tekstslide

Bekkengordel

* Heupbeenderen


* Heiligbeen



Slide 5 - Tekstslide

Waarom hebben wij een skelet?

* Stevigheid

* Beweging

* Bescherming

* Vorm



Wat is de functie van het skelet?

Slide 6 - Tekstslide

De botten
Onze botten bestaan uit:
  • kalk (zouten) -> zorgt voor stevigheid
  • Collageen (lijmstof) -> zorgt voor buigzaamheid

Hierdoor breken we ze niet snel en zijn ze stevig 

Slide 7 - Tekstslide

kraakbeenweefsel
botweefsel
2 type weefsels in onze skelet

Slide 8 - Tekstslide

tussencelstof bevat veel lijmstof -> elastisch
tussencelstof bevat veel kalk -> stevigheid

Slide 9 - Tekstslide

Botten bestaan vooral uit kalkzouten en lijmstof.

Botten bestaan vooral uit kalkzouten en collageen (lijmstof).

Slide 10 - Tekstslide

Baby: 
veel lijmstof en weinig kalk
Later: Veel kalk en heel weinig lijmstof

Slide 11 - Tekstslide

Fontanellen
  • In de loop van de eerste 10-20 jaar verandert kraakbeen in botweefsel

  • Bijvoorbeeld bij de fontanellen: De ruimte tussen de botten van de schedel van een baby

Slide 12 - Tekstslide

  • Botten in je lichaam zitten aan elkaar vast.
  • Dit kan op de volgende 4 manieren 
Beenverbindingen 
  • Botten in je lichaam zitten aan elkaar vast.
  • Dit noemen we beenverbindingen.
  • Er zijn vier soorten beenverbindingen. 

Slide 13 - Tekstslide

Verbinding met een naad.
  • Bij een verbinding met een naad is géén beweging mogelijk.
  • Daardoor ontstaat een stevige schedel.

Slide 14 - Tekstslide

Vergroeide botten
  • Bij vergroeide botten is geen beweging mogelijk. 
  • Bij vergroeiing lijkt het één bot te zijn.
  • Voorbeelden zijn: het heiligbeen, het staartbeen.

Slide 15 - Tekstslide

Verbinding met kraakbeen
  • Bij een verbinding met kraakbeen is een beetje beweging mogelijk. 
  • Omdat kraakbeen kan buigen.
  • Tussen het borstbeen en de ribben zit kraakbeen.
  • Tussen de wervels van de wervelkolom zit ook kraakbeen

Slide 16 - Tekstslide

Verbinding met een gewricht
  • Botten die aan elkaar zitten met een gewricht kunnen goed bewegen. 
  • Zoals kniegewricht, die de botten van je boven en onderbeen met elkaar verbind. 

Slide 17 - Tekstslide

Bouw van een gewricht

  • Een gewricht bestaat uit de gewrichtsknobbel past in de gewrichtskom.
  • Het kraakbeen zorgt ervoor dat de botten soepel kunnen bewegen en dat de botten minder slijten.
  • Het gewrichtskapsel houdt de botten van het gewricht op hun plaats en het maakt gewrichtssmeer.
  • Gewrichtssmeer zorgt ervoor dat het gewricht soepel beweegt.
  • Om sommige gewrichten zitten stevige kapselbanden, die de botten van het gewricht op hun plaats houden. 

Slide 18 - Tekstslide

Bouw van een gewricht

Slide 19 - Tekstslide

rolgewricht

Slide 20 - Tekstslide

Soorten gewrichten
Kogelgewricht 
Scharniergewricht 

Slide 21 - Tekstslide

Het spierstelsel
Om te bewegen heb je spieren nodig. In alle onderdelen van je lichaam die kunnen bewegen, zitten spieren. 
Al die spieren bij elkaar noem je het spierstelsel.
Het spierstelsel is een organenstelsel net als het verteringsstelsel en het bottenstelsel. 

Slide 22 - Tekstslide

Spierstelsel
Spieren 
Spierstelsel

Slide 23 - Tekstslide

Bouw van een spier

Slide 24 - Tekstslide

Werking van een spier
Als je een spier aanspant, wordt hij korter en dikker. De spier trekt dan de botten naar elkaar toe.

Slide 25 - Tekstslide

Werking van een spier

Slide 26 - Tekstslide

werking van de spieren.

strek spieren en buigspieren
triceps en biceps

Slide 27 - Tekstslide

Antagonisten 
Iedere spier heeft een antagonist.

Een spier kan namelijk zichzelf niet ontspannen: daar heeft hij zijn antagonist voor nodig!!

Antagonisten = spieren die een tegenovergesteld effect hebben 

Slide 28 - Tekstslide

wervelkolom
De wervelkolom bestaat uit wervels. 
Tussen de wervels liggen schijfjes kraakbeen. Deze schijfjes kraakbeen heten tussenwervelschijven.

De vorm van de wervelkolom lijkt op twee letters S boven elkaar. 
Je zegt daarom dat de wervelkolom een dubbele-S-vorm heeft.

Slide 29 - Tekstslide

De rugspieren zorgen ervoor dat de wervelkolom de dubbele-S-vorm blijft houden. De rugspieren zitten aan de wervels vast.

Slide 30 - Tekstslide

7.5 Houding en beweging
Door een verkeerde houding worden ook de tussenwervelschijven aan een kant meer belast dan aan een andere kant: ze kunnen dan hun veerkracht verliezen.

je hebt dan meer kans op nek- en rugklachten en het kan zelfs voorkomen dat een tussenwervelschijf kapot gaat en dat je een hernia krijgt




Slide 31 - Tekstslide

Een blessure is een beschadiging van je lichaam die je oploopt bij het sporten.

Slide 32 - Tekstslide

tennisarm

Als spieren veel gebruikt worden kunnen ze overbelast raken. Er kan dan een ontsteking ontstaan. 

Een ontsteking van de aanhechtingsplaats van een spier heet RSI. 

Slide 33 - Tekstslide

verzwikking
Bij een verzwikking rekken het gewrichtskapsel en de kapselbanden uit. Er ontstaat vaak een zwelling. Bij een zwelling wordt de plaats van de blessure dik.

Slide 34 - Tekstslide

ontwrichting
Bij een ontwrichting schiet de gewrichtskogel uit de gewrichtskom. Een ontwrichting kun je bijvoorbeeld krijgen als je verkeerd op je arm valt.

Slide 35 - Tekstslide

kneuzing
Een kneuzing ontstaat meestal door een stomp, trap of val. Vaak krijg je dan een blauwe plek. 

De blauwe plek ontstaat doordat in het lichaam bloedvaten kapot zijn gegaan. 

Bij een kneuzing kun je ook een zwelling krijgen. 

Slide 36 - Tekstslide