Woordenschat Nieuwsbegrip B week 45 ontbijten op school 2022

Wie weet nog een woord voor deze week?
1 / 14
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 10 min

Onderdelen in deze les

Wie weet nog een woord voor deze week?

Slide 1 - Open vraag

Welk cijfer ga je vrijdag halen?
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 2 - Poll

Wat betekent kennelijk? De broers hebben kennelijk ruzie met elkaar
A
Blijkbaar
B
Soms
C
Toevallig
D
Meestal

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent de voedingstof? Welke voedingstoffen zitten daar in?
A
de stof die je lichaam energie geeft
B
de stof die je lichaam lengte geeft
C
de stof die je lichaam kleur geeft
D
de stof die je lichaam zwaarte geeft

Slide 4 - Quizvraag

Afwisselen
Iets opnieuw doen
Steeds iets anders doen
Iets nooit meer doen

Slide 5 - Sleepvraag

Wat is een voedingstof?
Welke voedingstoffen zitten daarin>

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent de editie?
Dit is de laatste editie van het festival
A
de datum waarop een evenement plaatsvindt
B
de plek waar een evenement plaatsvindt
C
de keer dat een evenement plaatsvindt

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent structureel?
Dat is een structureel probleem geworden
A
blijvend
B
bijzonder
C
kortduren

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekent de subsidie?
De sportclub krijgt subsidie
A
het geld dat je krijgt van de overheid om een project uit te voeren
B
het geld dat je krijgt van scholen om eten te kunnen regelen
C
het geld dat je krijgt van mensen om een project te bezoek

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het initiatief?
Ik vind dat een goed initiatief van jou
A
het eten, fruit
B
het voorstel, het idee
C
het voorbeeld, de uitleg

Slide 10 - Quizvraag

De garantie
de onzekerheid
de mogelijkheid
de zekerheid, belofte

Slide 11 - Sleepvraag

Wat betekent vanzelfsprekend?
Het is vanzelfsprekend dat zij op mijn feestje komt
A
gewoon, logisch
B
handig, nuttig
C
onduidelijk,vreemd

Slide 12 - Quizvraag

Wat betekent de maatregel? Er zijn nieuwe maatregelen genomen
A
het geld om een schuld mee te betalen
B
de actie om een doel te bereiken
C
de beslissing om iemand iets te geven

Slide 13 - Quizvraag

Wat betekent vanzelfsprekend?
Het is vanzelfsprekend dat zij op mijn feest komt?

Slide 14 - Open vraag