H1, grammatica, 20-09-19

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
11.20 - 11.30 Lezen
11.30 -  11.45 Zelfstandig werken opdracht 16 en 17
11.45 - 11.55 Opdracht 16 en 17 nakijken
11.55 - 12.05 Verhaal maken 






Slide 2 - Tekstslide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 3 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Wat? Maken opdracht 16 en 17 blz. 80 
Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Je hebt tot het einde van de les om deze opdrachten te maken
Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.
Klaar? Schrijf de juiste vraagwoorden bij de zisndelen van opdracht 17 of ga lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 16 en 17 nakijken

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog?
1. Uit welke twee delen moet een basiszin minimaal bestaan?

2. Welke vraagwoorden kun je allemaal gebruiken om een zin uit te breiden? Noteer zoveel mogelijk!

3. Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? 

Slide 6 - Tekstslide

Uitleg zinsopbouw
Een zin bestaat standaard uit twee basisdelen.
- een deel dat zegt wat de handeling is (=wwg)
- een deel dat zegt wie de handeling uitvoert (=ow)

Bijvoorbeeld:
Klaas tekent. 

Zo'n zin kan je uitbreiden door er delen aan toe te geven. Deze delen geven extra informatie. Je bedenkt wat je wilt toevoegen. Vraagwoorden als: wat, wie aan wie , met wie, wanneer, waar, waarmee, waardoor? Kun je gebruiken om de zin mee uit te breiden

Slide 7 - Tekstslide

Uitleg zinsopbouw

Breid deze zin hetzelfde uit als de zin hierboven: 
Klaas tekent 

Slide 8 - Tekstslide

Pauze

Slide 9 - Tekstslide

Raadgedicht
https://raadgedicht.nl/rian-visser-lichaamsdelen-te-koop/


Slide 10 - Tekstslide

Verhaal schrijven
Je gaat een verhaal schrijven over het brugklaskamp.
Zorg ervoor dat je minimaal één A4 schrijft. 

Waar moet je verhaal aan voldoen?
1. Zorg voor een chronologische volgorde (op dag één blabla, daarna blabla, de volgende dag..)
2. Gebruik hoofdletters, komma's en punten
3. Je benoemt de verschillende activiteiten die je hebt gedaan
4. Je benoemt wat je het allerleukste vond
5. Tot slot rond je je verhaal af met een mooi en passend einde. 

Klaar? Ga lezen in je leesboek of ga naar blz. 80 en maak opdracht 16 en 17 

Slide 11 - Tekstslide

Tien minuten lezen, in stilte.

Slide 12 - Tekstslide

Lesafsluiting
- Morgen het vierde uur weer les, gaan we verder met grammatica zinsdelen

- Verslag over kamp nog niet af? is niet erg, je mag er morgen ook aan verder werken. 

Slide 13 - Tekstslide