H1, grammatica, 1h, 19-09-2019

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom

Pak alvast je leesboek, boek, schrift en pen, dan kunnen we snel beginnen. 

Wat gaan we doen vandaag?

13.30 - 13.40 Lezen leesboek

13.40 - 13.45 Wat weet je nog?

13.45 - 13.50 Opdracht 16 nakijken 

13.50 - 14.00 Uitleg zinsopbouw

14.00 - 14.10 Samen opdracht 15 maken

14.10 - 14.15 Raadgedicht

Tien minuten lezen, in stilte.

Wat weet je nog?

1. Uit welke twee delen moet een basiszin minimaal bestaan?

2. Welke vraagwoorden kun je allemaal gebruiken om een zin uit te breiden? Noteer zoveel mogelijk!

3. Hoe vind je ook al weer de persoonsvorm in een zin? 

Nakijken opdracht 16

- Kijk met een andere kleur pen na

- Zet een krul als je het antwoord goed hebt

- Verbeter je antwoord als je het fout hebt

Uitleg zinsopbouw

Een zin bestaat standaard uit twee basisdelen.

- een deel dat zegt wat de handeling is (=wwg)

- een deel dat zegt wie de handeling uitvoert (=ow)

Bijvoorbeeld:

Klaas tekent. 

Zo'n zin kan je uitbreiden door er delen aan toe te geven. Deze delen geven extra informatie. Je bedenkt wat je wilt toevoegen. Vraagwoorden als: wat, wie aan wie , met wie, wanneer, waar, waarmee, waardoor? Kun je gebruiken om de zin mee uit te breiden

Uitleg zinsopbouw

Breid deze zin hetzelfde uit als de zin hierboven: 

Klaas tekent 

Opdracht 15 samen maken

Zelfstandig werken

Wat? Maken opdracht 16 en 17 blz. 80

Hoe? Je mag zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw

Tijd? Je hebt tot het einde van de les om deze opdrachten te maken. 

Hulp? Vraag je buurman/buurvrouw. Steek anders je hand omhoog, dan kom ik bij je.

Klaar? Ga lezen in je leesboek

Lesafsluiting

Raadgedicht

https://raadgedicht.nl/rian-visser-lichaamsdelen-te-koop/

Vergeet niet je stoel op de tafel te zetten! 

Zinnen bespreken

Zinnen die in de bijlage stonden, t/m zin 10 moest je maken. 

Uitleg zinsopbouw