Woordenschat H2/Formuleren H2

Programma


- Theorie Formuleren H2 + uitleg opdrachten
- 13:12 naar beneden voor "live music now"
13:50 zijn we weer terug
- Huiswerk opdrachten maken
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma


- Theorie Formuleren H2 + uitleg opdrachten
- 13:12 naar beneden voor "live music now"
13:50 zijn we weer terug
- Huiswerk opdrachten maken

Slide 1 - Tekstslide


Opdracht 3, blz. 55
1) legendarisch =

A
zo beroemd dat er nog steeds over wordt gesproken
B
de beste voetballer ooit
C
succesvol
D
een nieuwe ster aan het firmament

Slide 2 - Quizvraag


2) toenmalige =

A
nog steeds
B
in die tijd
C
oudere
D
in de jeugd

Slide 3 - Quizvraag


3) doubleerde =

A
groeide op
B
voetbalde
C
bleef zitten
D
verliet

Slide 4 - Quizvraag


4) debuut =
A
het enige doelpunt
B
eerste optreden
C
ster
D
seizoen

Slide 5 - Quizvraag


5) journalisten =
A
verslaggevers
B
kranten
C
voetballers
D
interviews

Slide 6 - Quizvraag


6) voormalige =
A
succesvolle
B
enkele
C
erge
D
vroegere

Slide 7 - Quizvraag


7) capaciteiten
A
bekwaamheden
B
rugnummers
C
twijfels
D
optredens

Slide 8 - Quizvraag


8) behendig =
A
makkelijk
B
onnavolgbaar
C
handig
D
opmerkelijk

Slide 9 - Quizvraag


9) markante =
A
onnavolgbare
B
unieke
C
opmerkelijke
D
correcte

Slide 10 - Quizvraag


10) quotes =
A
uitspraken
B
fouten
C
teamgenoten
D
taalgebruik

Slide 11 - Quizvraag


3.3 Definitie van Cruijffiaans:

Slide 12 - Open vraag

Opdracht
Maak een woordzoeker
1) Open een nieuw tabblad en ga naar Woordzoekermaken.nl > woordzoeker maken
2) Zoek minimaal 10 woorden uit Woordenschat H1 en H2 en vul die in EN zet de afmeting op 12 x 12
3) Je kunt zelf kiezen of je woorden ook van boven naar beneden of diagonaal wilt zetten.
4) Druk op 'maak mijn puzzel' en los hem zelf op! (Niet spieken!)
timer
10:00

Slide 13 - Tekstslide

blz 57 = blz uit het woordenboek
Kijk ook eens goed naar de zelfstandige 
naamwoorden berekening, berg, bergkam, bericht, berichtgeving, beroep: daar staat
een m, v of o achter.
Wat betekent dat, denk je?

Slide 14 - Tekstslide

Theorie Formuleren H2
Zelfstandige naamwoorden hebben een woordgeslacht.

In het Nederlands hebben we wel 3 woordgeslachten: vrouwelijke (v), mannelijke (m) en onzijdige woorden (o)
Woorden met het lidwoord DE zijn mannelijk of vrouwelijk en woorden met het lidwoord HET zijn onzijdig.

Slide 15 - Tekstslide

mannelijk, vrouwelijk of onzijdig
Bij het-woorden weet je dus altijd wat het woordgeslacht is.
Bij de-woorden is het soms duidelijk (bijvoorbeeld bij de man, de vrouw, de stier of de koningin), maar vaak moet je het woordgeslacht opzoeken.
Wat denk je bijvoorbeeld van het woord 'familie'? Is dat mannelijk of vrouwelijk?
  • Dat is vrouwelijk: in het woordenboek staat (v)

Slide 16 - Tekstslide

De- of het-woord?
Ook aan het bijvoeglijk naamwoord kun je zien of je met een de-woord of een het-woord te maken hebt.

Voorbeeld bijvoeglijk naamwoord?


Slide 17 - Tekstslide

een lekker taartje
het taartje
een lekker taartje
Het bijvoeglijk naamwoord van het-woorden krijgt geen E bij het bijvoeglijk naamwoord.

Slide 18 - Tekstslide

 een mooie tas
de tas
een mooiE tas

Het bijvoeglijk naamwoord van een de-woord krijgt  een E.

Slide 19 - Tekstslide

Hoe kan dit?
de bal
het bal

de portier
het portier


Slide 20 - Tekstslide

verwijswoorden
Deze wijzen meestal terug naar een woord dat eerder genoemd is.
(waar verwijst deze naar?)

Naar de-woorden verwijs je met deze en die.
Naar het-woorden met dit en dat.

Slide 21 - Tekstslide

voorbeelden
Het nieuwe zwembad dat morgen wordt geopend.

De voetbal die ik kreeg van mijn tante.

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
opdracht 1 t/m 3 van Formuleren H2 
(blz. 62-63) zijn huiswerk voor de volgende les. 

Slide 23 - Tekstslide