quiz mensen met een beperking deel B

Werken met mensen met een beperking Deel B
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werken met mensen met een beperking Deel B

Slide 1 - Tekstslide

de verhouding van schoonmaakmiddel en water is 0,2L op 1L. Hoeveel schoonmaakmiddel doe je dan in 5L water?
A
1L
B
0,5 L
C
0,1 L
D
5 L

Slide 2 - Quizvraag

Hoeveel minuten moet je gelijk koelen bij een brandwond?
A
5
B
15
C
10
D
1

Slide 3 - Quizvraag

kan een blinde leerling bij ons naar school?
A
ja
B
nee

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekend dit symbool?
A
Product heeft vernietigend effect op lichaamsweefsels
B
Product kan kankerverwekkend zijn
C
Product kan makkelijk vlam vatten
D
Product kan dodelijk zijn

Slide 5 - Quizvraag

Wat betekend dit symbool?
A
Product kan bij inname door de mond, via de huid en door inademen mogelijk kankerverwekkend zijn.
B
Product is gevaarlijk voor het hart.
C
Product bevat gevaarlijke gassen.
D
Product kan dodelijk zijn

Slide 6 - Quizvraag

Wat is informeel taalgebruik?
A
Taal gebruiken die je met je baas spreekt
B
Praten met bijvoorbeeld u, en nette woorden
C
Praten op een correcte manier.
D
Taal gebruiken zoals je gewend bent met familie of vrienden onder elkaar

Slide 7 - Quizvraag

Welke naam hoort er bij de letter V in het telefoonalfabet
A
Victor
B
Vroom
C
Vermeer
D
Vader

Slide 8 - Quizvraag

Wat betekend representatief?
A
Goed uitzien
B
Netjes en verzorgd eruit zien
C
er slordig uit zien
D
Brutaal zijn

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een groothuishouding?
A
Een privéhuishouding voor één of meer personen. Bijvoorbeeld een eenpersoonshuishouden of een huishouden voor een gezin.
B
Een huidhouding in een kindercentrum
C
een huishouding in een basisschool.
D
Een huishouding in het groot, zoals de huishoudelijke dienst of facilitaire dienst in een ziekenhuis of instelling.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is een linnendienst?
A
Een instelling voor de schoonmaak
B
Een instelling voor de was verzorging
C
Een instelling voor de strijkverzorging
D
Een instelling voor de kookverzorging

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Einde deel B

Slide 13 - Tekstslide