mens en omgeving Formatieve toets
1 / 37
Lesduur is: 300 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Communiceren: als een zender een boodschap overbrengt naar een ontvanger
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Je hebt meerdere soorten communicatie:
A
verbale en non-verbale communicatie
B
verbale communicatie
C
non-verbale communicatie
D
respectvolle communicatie en gesloten communicatie
Slide 3 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Non-verbale communicatie betekend: communiceren met woorden.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is verbale communicatie?
A
Communiceren met woorden
B
Communiceren zonder woorden
C
Slechte communicatie
D
Geen communicatie
Slide 5 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Goed communiceren doe je zo:
(meer antwoorden mogelijk)
(meer antwoorden mogelijk)
A
verbale en non-verbale moet met elkaar kloppen
B
je moet respect tonen
C
actief luisteren
D
het op de juiste manier doen, bijvoorbeeld via een app of persoonlijk of brief
Slide 6 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Met woorden communiceren noemt met .........communiceren
A
verbaal
B
non-verbaal
Slide 7 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Hoe heet de communicatie wanneer mensen met elkaar praten?
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
Slide 8 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Slide 9 - Tekstslide
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de juiste schoonmaakregel?
A
Van buiten naar binnen
B
Van nat naar droog
C
Van beneden naar boven
D
Van vies naar schoon
Slide 10 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom zou je een ontsmettingsmiddel gebruiken?
A
Om zichtbaar vuil te verwijderen
B
Om de was schoon te krijgen
C
om onzichtbaar vuil te verwijderen
Slide 11 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Met welk schoonmaakmiddel kan je kalkaanslag milieuvriendelijk verwijderen?
A
Soda
B
Afwasmiddel
C
Allesreiniger
D
Azijn
Slide 12 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekent dit symbool?
A
Giftige stof
B
Bijtende stof
C
Schadelijke Stof
D
Ontvlambare stof
Slide 13 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welk antwoord past NIET bij een ergonomisch werkhouding
A
Veilig werken
B
Netjes werken
C
Gezond werken
Slide 14 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom maak je een werkplan?
A
om veilig en hygiënisch te werken
B
om efficiënt te werken
C
om ergonomisch te werken
Slide 15 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een voorbeeld van een periodieke schoonmaak?
A
De badkamer
B
De keukenkastjes
C
De slaapkamer
D
Het toilet
Slide 16 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een juist voorbeeld van droog vuil?
A
Limonade
B
Bacteriën
C
Modder
D
Koffiepoeder
Slide 17 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Welke materialen gebruik je voor het lappen van de ramen?
A
Zeem, spons, emmer, trekker, allesreiniger
B
Spons, zeem, emmer, trekker, azijn
C
Zeem, spons, emmer, trekker, spiritus
D
Zeem, emmer, allesreiniger
Slide 18 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekent 'doseeradvies'?
A
De hoeveelheid kalk in het water
B
De hoeveelheid was in de wasmachine
C
De hoeveelheid wasmiddel bij het wassen
D
De juiste temperatuur van het wassen
Slide 19 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekent dit symbool?
A
Milieugevaarlijk
B
Giftige stoffen
C
Schadelijke stoffen
D
Bijtende stoffen
Slide 20 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekent 'klam vochtig' schoonmaken?
A
Werken met een microvezeldoek
B
De schoonmaakdoek na t maken
C
De schoonmaakdoek nat maken en vervolgens uitknijpen
Slide 21 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekent 'onderhouden'?
A
Materialen schoonmaken met een reinigingsmiddel
B
Materialen en middelen in goede staat houden
C
Materialen en middelen door professionele mensen laten controleren
Slide 22 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekend half-synthetisch
A
Volledig kunstmatig
B
Een klein beetje chemisch en een klein beetje kunstmatig
C
Een grondstof als basis en chemische afgewerkt
Slide 23 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekent dit symbool op een etiket?
A
Op lage temperatuur wassen 20 graden
B
kreukvrij wasprogramma
C
Met de hand wassen
Slide 24 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is de juiste definitie van 'representatief'
A
Verzorgd uiterlijk, schone kleding, vriendelijk, juiste taalgebruik
B
Verzorgd uiterlijk, schone en nette kleding, vriendelijk
C
Verzorgd uiterlijk, schone en nette kleding, vriendelijk, juiste taalgebruik
D
Verzorgd uiterlijk, nette kleding , vriendelijk, juiste taalgebruik
Slide 25 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Een bedrijf kan kiezen voor personeelskleding. Welk antwoord past hier NIET bij?
A
Het straalt meer persoonlijkheid uit
B
Het personeel is herkenbaar
C
Het kan de veiligheid vergroten
D
Het kan zorgen voor hygiëne
Slide 26 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is een telefoonmemo?
A
Het inspreken van een bericht als er niet wordt opgenomen
B
Het maken van notities tijdens een telefoongesprek
C
De regels waar je je aan houdt tijdens een telefoongesprek
Slide 27 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat versta je onder persoonlijke verzorging? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Lichte make-up
B
Haren netjes of in een staart
C
Korte verzorgde nagels
D
Kauwgom in je mond voor een frisse adem
Slide 28 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat is ADL?
A
Algemeen Dagelijkse Lichaamsverzorging
B
Algemeen Dagelijkse levensverrichtingen
C
Activiteiten Dagelijks Leven
D
Algemeen Dagelijkse Leefactiviteiten
Slide 29 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Waarom doe je tijdens de persoonlijke verzorging van een cliënt je sieraden af?
timer
0:20
A
Omdat je de cliënt anders kan verwonden
B
Bacteriën kunnen zich onder de sieraden nestelen
C
Het is zonde van je sieraden die kunnen beschadigen
D
Uit veiligheidsredenen
Slide 30 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Dit is een ADL hulpmiddel
A
Waar
B
Niet waar
Slide 31 - Quizvraag
Dit helpt je met de alledaagse verrichtingen
Een zakelijke brief heeft een vaste opbouw. Wat schrijf je in de inleiding van een zakelijke brief?
A
Wat je van de lezer verwacht.
B
Precieze informatie.
C
De reden en het onderwerp van je brief.
D
Geen van de antwoorden is juist.
Slide 32 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Dit wassymbool betekent
A
Bleken
B
Drogen
C
Wassen
D
Stomen
Slide 33 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Wat betekent dit wassymbool:
A
wassen op 30 graden
B
wassen op 40 graden
C
handwassen
D
niet wassen
Slide 34 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
Dit wassymbool betekent:
A
Geen bleekmiddel gebruiken
B
Hangend drogen
C
Niet drogen in droogtrommel
D
Niet wassen
Slide 35 - Quizvraag
Deze slide heeft geen instructies
1. Wat vond je van de toets, moeilijk of makkelijk?
2. Hoe verwacht je dat je de toetsen gaat maken?
3. Wat vind je van je werkhouding deze periode?
4. Wat zou je de volgende periode anders doen?
2. Hoe verwacht je dat je de toetsen gaat maken?
3. Wat vind je van je werkhouding deze periode?
4. Wat zou je de volgende periode anders doen?
Slide 36 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
1.Hoe ga je jezelf voorbereiden op de toets?
Slide 37 - Open vraag
Deze slide heeft geen instructies
