Instructie IVK

Instructie IVK
Vak: studievaardigheden.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudievaardighedenMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Instructie IVK
Vak: studievaardigheden.

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. Voorkennis;
2. Lesdoelen;
3. Wat is IVK?
4. Hoe werkt IVK?
5. Hoe pas ik IVK toe?
6. Toepassen;
7. Afsluiting.

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis
- Heb je ooit heel goed geleerd voor een toets, maar een onvoldoende gekregen omdat je de vragen niet begreep?

- Hoe was dat?
- Was dat lastig voor je? Waarom wel/niet?

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Ik kan IVK toepassen op toetsvragen;
  • Ik kan vertellen wat instructiewoorden zijn;
  • Ik kan vertellen wat vraagwoorden zijn;
  • Ik kan vertellen wat kernwoorden zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is IVK?
Met IVK kun je vragen in toetsen beter beantwoorden.

IVK kun je bij alle vakken toepassen, zoals wiskunde, geschiedenis, biologie, NASK etc...

Slide 5 - Tekstslide

Hoe werkt IVK?
Bij IVK ga je woorden in een vraag markeren. Zo weet je wat je moet doen en vergeet je niks.

Dit doe je door op zoek te gaan naar de instructie-, vraag- en kernwoorden in de zin.

Slide 6 - Tekstslide

Instructiewoorden
Deze woorden kunnen overal in de opdracht staan, soms staan ze apart vermeld op een bladzijde. Ze kunnen een ander lettertype hebben en/of cursief of vetgedrukt zijn. Het zijn woorden die vertellen wat je moet doen:  

Waar je een antwoord kan vinden | Waar/hoe je je antwoord moet opschrijven.

Voorbeelden van instructiewoorden: 
- Gebruik bron 1;
- Omcirkel het juiste antwoord.

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden instructiewoorden

Slide 8 - Tekstslide

Noteer eens 2 voorbeelden van instructiewoorden.
timer
1:00

Slide 9 - Open vraag

''Bereken hoeveel het saldo op je bankrekening is na deze week.''
Welk woord is het instructiewoord?
A
Saldo
B
Hoeveel
C
Bereken
D
Week

Slide 10 - Quizvraag

Vraagwoorden
Deze woorden staan meestal vooraan in de vraagzin. Ze geven aan wat voor soort antwoord je moet geven.

Voorbeelden van vraagwoorden:  
        - Wie = een persoon;
        - Waar = plek;
        - Wanneer = een tijd;
        - Waarom = een reden.

        - hoeveel = een aantal 

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden vraagwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Noteer eens 2 voorbeelden van vraagwoorden.
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

''Welke van de volgende zinnen zijn juist?''.
Welke woorden zijn vraagwoorden?
A
Welke
B
volgende
C
juist
D
zinnen

Slide 14 - Quizvraag

Kernwoorden
Zijn woorden die bij het vak horen, de theorie.

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeelden kernwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Noteer eens 2 voorbeelden van kernwoorden.
timer
1:00

Slide 17 - Open vraag

''Hoe zorgden Franse legers ervoor dat de ideeën van de verlichting verspreid werden over grote delen van Europa? Leg hun werkwijze uit met twee voorbeelden.''

Wat zijn de kernwoorden in deze vraag?
A
Hoe
B
Verlichting & Franse legers
C
Leg ... uit
D
Voorbeelden

Slide 18 - Quizvraag

Hoe pas ik IVK toe?
1. Lees de vraag door (1 tot 3 keer);
2. Markeer de instructiewoorden;
3. Markeer de vraagwoorden;
4. Markeer de kernwoorden;

5. Verwoord (in je hoofd) wat er van je wordt gevraagd.

Slide 19 - Tekstslide

Ik doe het voor (2 vb.)...
Welke voedingsstof hoort bij de energierijke voedingsstoffen?

---------------------------------------------------------------------

Vertering gebeurt op vier plekken in je verteringsstelsel. Drie ervan zijn mond, maag en twaalfvingerige darm. 
Wat is de vierde plek? 


Slide 20 - Tekstslide

Wij doen het samen...
Zijn de volgende voorwerpen een natuurlijke lichtbron, een kunstmatige lichtbron of geen lichtbron? Schrijf ieder voorwerp in de juiste kolom. 

Slide 21 - Tekstslide

Wij doen het samen...
Zijn de volgende voorwerpen een natuurlijke lichtbron, een kunstmatige lichtbron of geen lichtbron? Schrijf ieder voorwerp in de juiste kolom

Wat wordt er van je gevraagd?

Slide 22 - Tekstslide

Jullie doen het samen...
Noem een voordeel en een nadeel voor iemand die door middel van zelfvoorziening in bepaalde behoeften voorziet.

Slide 23 - Tekstslide

Jullie doen het samen...
Noem een voordeel en een nadeel voor iemand die door middel van zelfvoorziening in bepaalde behoeften voorziet.

Wat wordt er van je gevraagd?

Slide 24 - Tekstslide

Jij doet het zelf! Ontleed de instructie-, vraag- en kernwoorden uit de volgende vraag:
Noteer drie politieke veranderingen

 tussen 1789 en 1792 in Frankrijk. 
Instructie
Vraag
Kern
Kern
Kern

Slide 25 - Sleepvraag

Jij doet het zelf! Ontleed de instructie-, vraag- en kernwoorden uit de volgende vraag:
Gebruik bron 1.  

Is de schrijver een verlicht denker? Leg je antwoord uit met een bronelement. 
Instructie
Instructie
Kern
Kern

Slide 26 - Sleepvraag

Afsluiting

Slide 27 - Tekstslide

Wat zijn instructiewoorden?
A
Woorden die aangeven wat je moet doen.
B
Woorden die aangeven waar/hoe je je antwoord moet opschrijven.
C
Woorden die aangeven waar je een antwoord kan vinden.
D
Woorden die aangeven wat voor soort antwoord je moet geven.

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn vraagwoorden?
A
Woorden die aangeven wat je moet doen.
B
De begrippen van het hoofdstuk.
C
Woorden die aangeven hoe je je antwoord moet opschrijven.
D
Woorden die aangeven wat voor soort antwoord je moet geven.

Slide 29 - Quizvraag

Wat zijn kernwoorden?
A
Woorden die aangeven wat je moet doen.
B
De begrippen van het hoofdstuk.
C
Woorden die aangeven waar de vraag inhoudelijk over gaat.
D
Woorden die aangeven wat voor soort antwoord je moet geven.

Slide 30 - Quizvraag

Volgende keer:
  • Volgende keer: samen toets analyseren met IVK.

Slide 31 - Tekstslide