Kapitel 1 Umgebung havo 3

Kapitel 1 Umgebung
-haben und sein verleden tijd
-werden
-Lernliste N/D und D/N
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 1 Umgebung
-haben und sein verleden tijd
-werden
-Lernliste N/D und D/N

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Lisa is op vakantie. Hoe is het weer bij haar?
A
Bewolkt, ongeveer 7 graden
B
Regen, ongeveer 17 graden
C
Koud, 2 graden
D
Zonnig, ongeveer 20 graden

Slide 3 - Quizvraag

haben
in de verleden tijd

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


Im Juli ............. es warm.
A
warst
B
war
C
wart
D
waren

Slide 6 - Quizvraag


Im Sommer .............. wir tolles Wetter.
A
waren
B
haben
C
hatten
D
sind

Slide 7 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
( sein ) Ich ..... sehr krank.
A
was
B
war
C
bin
D
ware

Slide 8 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(sein) Du ..... auf einem Konzert?
A
bist
B
war
C
warst
D
wartest

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de verleden tijd van:
Sie haben
A
Sie hatten
B
Sie hatte
C
sie hattet
D
sie hatte

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(haben) Er .... das nicht gedacht!
A
hat
B
habt
C
hatte
D
hattet

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in de verleden tijd in:
(haben) Ich ........ auch nichts gesagt.
A
hatte
B
habte
C
habe
D
hatten

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Maria _____ dir das Haus zeigen.

vervoeg: werden (zullen/worden)
A
werde
B
werdet
C
wird
D
wirst

Slide 14 - Quizvraag

Ich _________ Fußball spielen.
vervoeg: werden (zullen/worden)
A
werden
B
werde
C
wirst
D
wirde

Slide 15 - Quizvraag

Hoffentlich _______ das Wetter bald wieder besser.
vervoeg: werden (zullen/worden)
A
werd
B
wirt
C
wird
D
wirst

Slide 16 - Quizvraag

welke vervoeging van werden past:
Ihr ................ das nie vergessen
A
werden
B
wirt
C
werden
D
werdet

Slide 17 - Quizvraag

het onweer
A
die Gewitter
B
der Gewitter
C
das Gewitter

Slide 18 - Quizvraag

Schreibe die Jahreszeiten (seizoenen) auf!

Slide 19 - Woordweb

vertaal: de zon schijnt
timer
1:00

Slide 20 - Open vraag

Tekst
Tekst
het eiland
de streek
de omgeving
het onweer
die Insel
die Gegend
Die Umgebung
das Gewitter

Slide 21 - Sleepvraag

langweilig
grillen
der Strand
der Wald 
die Sonne

Slide 22 - Sleepvraag

Wat is in het Duits: het vriest
A
das friert
B
es friert
C
es friest
D
das vriest

Slide 23 - Quizvraag

Bij maanden gebruik je het woordje ......
A
am
B
an
C
im

Slide 24 - Quizvraag

Hoe vertaal je "in december"?

......................... feiern wir Weihnachten.
A
In December
B
In Dezember
C
Im December
D
Im Dezember

Slide 25 - Quizvraag

der Klimawandel
A
de klim
B
de wandeling naar de top
C
de klimaatverandering
D
het klimaat

Slide 26 - Quizvraag

der See
A
de zee
B
het meer

Slide 27 - Quizvraag

der Schutz
A
de beschutting
B
de bescherming

Slide 28 - Quizvraag

beobachten
A
in acht nemen
B
ontbreken
C
observeren
D
reduceren

Slide 29 - Quizvraag

Geef de vertaling van:
der Fels
A
de rots
B
de voeding
C
het vel
D
het onweer

Slide 30 - Quizvraag

stolz
A
stol
B
trol
C
stollen
D
trots

Slide 31 - Quizvraag

klettern
A
kletsen
B
kunnen
C
kijken
D
klimmen

Slide 32 - Quizvraag

Wat is in het Nederlands: insgesamt
A
in totaal
B
tezamen
C
inzamelen
D
ingezameld

Slide 33 - Quizvraag

De juiste vertaling van
"die Nahrung"
A
de benadering
B
de voeding
C
de naad
D
de naarling

Slide 34 - Quizvraag

Ik ben al goed voorbereid voor de toets....
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll